201300552/2/R1.
Datum uitspraak: 9 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging Woonschepen Overleg Osdorp Slotervaart-Overtoomseveld (hierna: WOOS), gevestigd te Amsterdam, en anderen,
verzoekers,
de deelraad van het stadsdeel Nieuw-West,
verweerder.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Dorp Sloten en Ringvaartdijk Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer WOOS en anderen beroep ingesteld.
WOOS en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 maart 2013, waar WOOS en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van WOOS, en de deelraad, vertegenwoordigd door P.E. Brouwer-Stam, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, vertegenwoordigd door M.J.M. Jacobs, werkzaam bij het hoogheemraadschap, gehoord.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor onder meer de realisering van een dijkversterking van de Ringvaartdijk Oost, de aanleg van een deel van de 'Groene As' en de mogelijke aansluiting op de nutsvoorzieningen van de woonarken langs de Ringvaartdijk Oost.
3. WOOS en anderen richten zich tegen de in het plan voorziene verplaatsing van het dijktracé van de Ringvaartdijk Oost. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. WOOS en anderen betogen dat geen noodzaak bestaat tot het verplaatsing van het dijktracé van de Ringvaartdijk Oost. Zij voeren hiertoe aan dat de gewenste dijkversterking ook op andere wijzen kan worden gerealiseerd. Voorts voeren WOOS en anderen aan dat de verplaatsing van het dijktracé evenmin noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de aansluiting van de nutsvoorzieningen van de woonarken. Verder wordt volgens WOOS en anderen door de voorziene verplaatsing de aanleg van de Groene As bemoeilijkt. WOOS en anderen betogen voorts dat de deelraad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners van de woonarken.
3.1. De deelraad stelt zich op het standpunt dat de versterking van de Ringvaartdijk Oost noodzakelijk is, omdat deze niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen. Volgens de deelraad zijn verschillende varianten voor de dijkversterking onderzocht, waaronder een door WOOS en anderen voorgestelde variant. Uit dit onderzoek volgt volgens de deelraad dat de in het plan opgenomen variant, de zogenoemde 'groene dijk'-variant, het beste voldoet aan de gestelde eisen.
3.2. In het rapport 'Variantennota dijkverbetering Ringvaartdijk Oost' van 29 juni 2010, opgesteld door Grontmij, staat dat verschillende varianten voor de dijkversterking zijn onderzocht op een aantal beoordelingsaspecten, waaronder het keren van water, de waterhuishouding, de ruimte voor de Groene As, de openbare ruimte en de ruimte voor woonarken. Aan de hand van deze beoordelingsaspecten is door het geven van plussen en minnen aan de verschillende varianten een score toegekend. In het rapport wordt geconcludeerd dat de 'groene dijk'-variant, waarbij het dijktracé een aantal meters in de richting van de Ringvaart en de woonarken wordt verplaatst, het beste scoort.
3.3. Door WOOS en anderen wordt niet betwist dat de versterking van de Ringvaartdijk Oost noodzakelijk is, omdat deze niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen. WOOS en anderen betogen terecht dat de 'groene dijk'-variant, waarbij het dijktracé wordt verplaatst, niet noodzakelijk is voor de gewenste dijkversterking en de aansluiting van de woonarken op de nutsvoorzieningen en dat deze doelstellingen ook op andere wijzen kunnen worden behaald. In het in 3.2 genoemde rapport staat dat alle onderzochte varianten voldoen ten opzichte van de beoordelingsaspecten 'keren van water vanuit de Ringvaart' en 'ruimte voor kabels en leidingen'. Dit laat evenwel onverlet dat in het rapport wordt geconcludeerd dat de 'groene dijk'-variant ten opzichte van alle onderzochte beoordelingsaspecten het beste scoort. WOOS en anderen hebben deze conclusie niet gemotiveerd betwist. Voor zover WOOS en anderen stellen dat hiermee de voorziene aanleg van de Groene As wordt bemoeilijkt, kan dit niet slagen. In het in 3.2 genoemde rapport staat nu juist dat de in het plan opgenomen 'groene dijk'-variant het beste scoort ten opzichte van het beoordelingsaspect 'Provinciale Ecologische Hoofdstructuur - Groene As'.
3.4. De deelraad heeft voorts toegelicht dat hij de belangen van de bewoners van de woonarken bij zijn afweging heeft betrokken. Volgens de deelraad is getracht om de tuinen bij de woonarken zoveel mogelijk te behouden. Het plan voorziet in een strook van 8 tot 10 m langs de Ringvaart met de bestemming "Tuin", terwijl de tuinen, naar ter zitting is gebleken, thans ongeveer 12 m diep zijn. Anders dan WOOS en anderen betogen bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners van de woonarken. De raad heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid aan het belang bij de versterking van de Ringvaartdijk Oost doorslaggevend gewicht kunnen toekennen. Hoewel WOOS en anderen terecht betogen dat als gevolg van de verplaatsing van het dijktracé opstallen in de tuinen zullen moeten worden verwijderd, leidt dit niet tot een ander oordeel. De raad heeft zich onweersproken op het standpunt gesteld dat voor het oprichten van opstallen in de tuinen nooit vergunningen zijn verleend. Het moet er derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voor worden gehouden dat de opstallen illegaal zijn opgericht, zodat de deelraad met de aanwezigheid hiervan geen rekening heeft hoeven houden.
3.5. Anders dan WOOS en anderen betogen, heeft de deelraad, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, gelet op hetgeen is overwogen in 3.3 en 3.4, in redelijkheid kunnen kiezen voor de in het plan opgenomen 'groene dijk'-variant.
4. In hetgeen WOOS en anderen overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2013