201209402/1/A3.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Rheine (Duitsland),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 augustus 2012 in zaak nr. 12/453 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Bij besluit van 9 januari 2012 heeft het college de wegenlegger van de gemeente Bernheze vastgesteld.
Bij uitspraak van 22 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 25 maart 2013.
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wegenwet is deze wet uitsluitend van toepassing op openbare wegen.
Ingevolge het tweede lid wordt onder wegen in deze wet mede verstaan:
I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;
Ingevolge artikel 4, eerste lid, is een weg openbaar:
I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap;
III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven.
Ingevolge het tweede lid lijdt het onder I en II bepaalde uitzondering wanneer, lopende de termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor eenieder toegankelijk is.
Ingevolge het derde lid kan dit kenbaar geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kentekenen.
Ingevolge artikel 7 heeft een weg opgehouden openbaar te zijn:
I. wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor eenieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, wordt in iedere gemeente van de buiten de bebouwde kom of kommen gelegen wegen alsmede van de toegangswegen naar stations als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Spoorwegwet, ook al zijn deze binnen een bebouwde kom gelegen, een legger opgemaakt.
Ingevolge artikel 49 wordt een weg die op de legger voorkomt aangemerkt als te zijn openbaar onder geen andere dan de uit de legger blijkende beperkingen in het gebruik, tenzij bewezen mocht worden dat na de vaststelling van de legger of na de wijziging, waarbij de weg op de legger is gebracht, de weg heeft opgehouden openbaar te zijn.
2. De rechtbank heeft overwogen dat het college de wegen die op een door het college overgelegde kaart met een groene kleur zijn gemarkeerd, terecht op de wegenlegger heeft opgenomen, nu deze reeds op de wegenlegger van 11 januari 1989 zijn opgenomen en niet is gebleken dat deze wegen hebben opgehouden openbaar te zijn of aan de openbaarheid zijn onttrokken. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het college de op voormelde kaart met een roze kleur gemarkeerde wegen terecht op de wegenlegger heeft opgenomen, nu ten aanzien van die wegen is voldaan aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder II, van de Wegenwet. Dat op diverse plaatsen borden met de tekst "Particulier terrein. Opengesteld" zijn geplaatst, dat diverse wegen slechts tussen zonsopkomst en zonsopgang toegankelijk zijn en dat diverse wegen met een slagboom voor motorvoertuigen zijn afgesloten, maakt niet dat de desbetreffende wegen slechts ter bede toegankelijk zijn in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet, aldus de rechtbank.
3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de groen gemarkeerde wegen ten onrechte op de wegenlegger van 11 januari 1989 waren opgenomen, aangezien destijds reeds ter plaatse kenbaar was gemaakt dat de wegen slechts met toestemming van de eigenaar toegankelijk zijn. Om die reden mag volgens [appellanten] niet met toepassing van artikel 49 van de Wegenwet van openbaarheid van die wegen worden uitgegaan. Daarnaast zijn die wegen meer dan dertig jaren niet voor eenieder toegankelijk geweest en kan uit briefwisselingen tussen [appellanten] en de gemeente Bernheze en de provincie Noord-Brabant worden afgeleid dat zij herhaaldelijk hebben verzocht de wegen van de wegenlegger te verwijderen, aldus [appellanten].
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de groen gemarkeerde wegen reeds voorkomen op de wegenlegger van 11 januari 1989. Uit artikel 49 van de Wegenwet, gelezen in verbinding met artikel 7 van die wet, volgt dat die wegen daarom als openbaar worden aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat de wegen gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor eenieder toegankelijk zijn geweest of wanneer ze door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer zijn onttrokken. Sinds de vaststelling van de wegenlegger op 11 januari 1989 zijn nog geen dertig jaren verstreken. Verder is niet gebleken dat de wegen bij besluit van het bevoegde gezag aan het openbaar verkeer zijn onttrokken. Dat uit briefwisselingen tussen [appellanten] en de gemeente en provincie zou kunnen worden afgeleid dat zij om een dergelijk besluit hebben verzocht, laat onverlet dat dit besluit niet is genomen. Nu voorts de juistheid van de wegenlegger van 11 januari 1989 niet in deze procedure aan de orde kan worden gesteld, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college de groen gemarkeerde wegen terecht als openbaar heeft aangemerkt en derhalve terecht op de wegenlegger heeft opgenomen.
4. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de roze gemarkeerde wegen niet openbaar zijn, nu deze slechts ter bede toegankelijk zijn als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Wegenwet omdat borden zijn geplaatst met de tekst "Particulier terrein. Opengesteld". In dat verband voeren zij aan dat de uitspraak van de rechtbank innerlijk tegenstrijdig is, nu daarin eerst wordt overwogen dat die borden sinds 1982 op alle tot het landgoed behorende toegangswegen zijn geplaatst, terwijl daarna wordt overwogen dat [appellanten] niet hebben geconcretiseerd waar, wanneer en gedurende welke periode die borden zijn geplaatst.
4.1. In hoger beroep is niet in geschil dat de roze gemarkeerde wegen ten tijde van het besluit van 9 januari 2012 ten minste tien jaren door de gemeente Bernheze werden onderhouden in de zin van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet, hetgeen is bevestigd in een op 24 februari 2012 verzonden brief van het college van burgemeester en wethouders van Bernheze. Het geschil ten aanzien van deze wegen is thans beperkt tot de vraag of deze destijds gedurende tien achtereenvolgende jaren toegankelijk waren als bedoeld in voormelde bepaling.
4.2. Op door [appellanten] en door het college overgelegde foto's is te zien dat op onderscheiden plaatsen borden zijn geplaatst met de volgende tekst: "OPENGESTELD
• tussen zonsondergang en zonsopgang
• met motorrijtuig, bromfiets of paard
• met een loslopende hond
• met een spelend muziekapparaat
• papier, schillen of ander afval achterlaat
• rookt, kookt of vuurtje stookt
• iets beschadigt of meeneemt
De overgelegde stukken bevatten geen aanknopingspunten om aannemelijk te achten dat op de borden ook de tekst "Particulier terrein" is vermeld. Los daarvan wijst het woord "opengesteld" erop dat de wegen toegankelijk zijn, zonder dat daarvoor toestemming is vereist. Dat aan de toegankelijkheid voorwaarden zijn gesteld, maakt niet dat de wegen slechts ter bede toegankelijk zijn.
Voorts hebben [appellanten] erop gewezen dat zij op grond van een krachtens de Natuurschoonwet 1928 genomen beschikking gehouden zijn om de wegen in elk geval voor voetgangers toegankelijk te doen zijn. Indien zij zich niet aan die voorwaarde houden, zullen zij daarvan fiscale gevolgen ondervinden. Verder hebben [appellanten] niet betwist dat de roze gemarkeerde wegen deel uitmaken van een fietsroute, zoals het college van burgemeester en wethouders van Bernheze heeft bevestigd in voormelde op 24 februari 2012 verzonden brief. Evenmin is betwist dat die wegen feitelijk voor voetgangers en fietsers toegankelijk zijn.
Uit het voorgaande volgt dat de geplaatste borden niet maken dat de roze gemarkeerde wegen slechts ter bede toegankelijk zijn als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Wegenwet. Derhalve kan in het midden blijven bij welke wegen deze borden al dan niet zijn geplaatst. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college de roze gemarkeerde wegen terecht als openbaar in de zin van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet heeft aangemerkt en derhalve terecht op de wegenlegger heeft opgenomen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013