ECLI:NL:RVS:2013:BZ7540

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201203533/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake bouwvergunning voor woongebouw en gezondheidscentrum te Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 29 maart 2012 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost, dat op 19 september 2011 een ontheffing en reguliere bouwvergunning had verleend aan Ymere G&PO voor de oprichting van een woongebouw, gezondheidscentrum en ondergrondse parkeergarage aan de Vrolikstraat en Derde Oosterparkstraat in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift van de appellant te laat was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van beroep was verstreken. De appellant stelde dat hij tijdig beroep had ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij het beroepschrift op tijd had verzonden.

De Raad van State heeft de zaak op 3 april 2013 behandeld. De appellant voerde aan dat hij geen exemplaar van het besluit had ontvangen en dat de publicatie op internet voor hem niet toegankelijk was. De Raad van State overwoog dat de bekendmaking van het besluit op 28 september 2011 in het stadsblad en de stadsdeelkrant had plaatsgevonden, en dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van deze publicatie. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroepschrift buiten de termijn was ingediend en dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die het niet tijdig indienen van het beroepschrift rechtvaardigden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 april 2013.

Uitspraak

201203533/1/A1.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2012 in zaak nr. 11/5276 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2011 heeft het dagelijks bestuur aan Ymere G&PO ontheffing en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woongebouw, gezondheidscentrum en ondergrondse parkeergarage aan de percelen Vrolikstraat 181-193 en Derde Oosterparkstraat 4-14 te Amsterdam.
Bij uitspraak van 29 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak
is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2013, waar [appellant], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.F.M. Heijsen en G.J.H. van Amerongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Ymere, vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe voert hij aan dat hij tijdig beroep heeft ingesteld, door vóór afloop van de beroepstermijn het beroepschrift per fax toe te sturen. Voorts voert [appellant] aan dat een mogelijke termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, omdat hij geen exemplaar van het besluit van 19 september 2011 heeft ontvangen en het op internet gepubliceerde besluit voor hem niet toegankelijk is.
1.1. De met ontheffing verleende bouwvergunning is op 19 september 2011 bekendgemaakt door het dagelijks bestuur. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aangevangen op 20 september 2011 en, gelet op artikel 6:7 van de Awb, geëindigd op 31 oktober 2011. Het staat vast dat [appellant] op 1 november 2011 een beroepschrift ter griffie van de rechtbank Amsterdam heeft bezorgd. Nu [appellant] niet met stukken onderbouwd heeft weerlegd dat hij tijdig, per faxbericht, beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het beroepschrift is ontvangen buiten de in artikel 6:7 van de Awb vermelde termijn van zes weken. Het betoog faalt in zoverre.
1.2. De rechtbank heeft, mede gezien hetgeen is overwogen onder 1.1, voorts terecht overwogen dat van omstandigheden als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb op grond waarvan het niet tijdig indienen van het beroepschrift van [appellant] verschoonbaar moet worden geacht, niet is gebleken. Dat het dagelijks bestuur [appellant] geen exemplaar van het besluit van 19 september 2011 heeft toegezonden als bedoeld in de artikelen 3:43, eerste lid, en 3:44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, leidt niet tot een ander oordeel. Vast staat dat het dagelijks bestuur op 28 september 2011 de bekendmaking van het besluit van 19 september 2011 heeft gepubliceerd in het stadsblad en de stadsdeelkrant. Niet gebleken is dat [appellant] niet van de publicatie op de hoogte was dan wel dat die publicatie onvoldoende was. Hij kon derhalve tijdig, voor het einde van de beroepstermijn, beroep instellen. Dat de kennisgeving via internet niet voor [appellant] toegankelijk was, leidt niet tot een ander oordeel, nu het dagelijks bestuur ingevolge de vereisten van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb op geschikte wijze kennis heeft gegeven van het besluit.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013
374-771.