201210971/1/R3.
Datum uitspraak: 27 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Steenbergen,
de raad van de gemeente Steenbergen,
verweerder.
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Wipstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Immens, en de raad, vertegenwoordigd door M. Meulblok, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Met het plan wordt beoogd de gebruiks- en bouwmogelijkheden van het perceel aan de Wipstraat 4 in Steenbergen met de bestemming "Gemengd" te verruimen.
2. [appellant], die woont aan de [locatie] in Steenbergen, betoogt dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld. Hiertoe voert hij aan dat de afwijking van de afstand, zoals genoemd in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure), onvoldoende is gemotiveerd. Verder brengt [appellant] naar voren dat de gevolgen van het stemgeluid van de kinderen van het ter plaatse gevestigde kinderdagverblijf niet zijn onderzocht. Hierbij merkt [appellant] op dat de bebouwingsmogelijkheden aanzienlijk zijn verruimd en dat de gevolgen van het stemgeluid om die reden bij de beoordeling betrokken moeten worden.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat in de plantoelichting uitvoerig is ingegaan op de toepassing van de VNG-brochure. Er is sprake van een gebied met functiemenging waarbij gebruik is gemaakt van de afwijkende categorie-indeling. De reeds aanwezige kinderopvang en muziekschool zijn bedrijven die een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat zij bouwkundig gezien gescheiden moeten plaatsvinden. Het opnemen van een groenstrook van 5 meter breed voorziet in deze scheiding. Over het stemgeluid van de kinderen van het kinderdagverblijf stelt de raad zich op het standpunt dat in een gebied met functiemenging kinderopvang aanvaardbaar is. De raad brengt in dit kader naar voren dat in de huidige situatie op deze locatie al een kinderdagverblijf is gevestigd en dat door het opnemen van de groenstrook de activiteiten van het kinderdagverblijf op een grotere afstand zullen plaatsvinden.
4. De Afdeling heeft eerder haar oordeel gegeven over een herziening van het vorige bestemmingsplan "Steenbergen-Zuid" dat ook betrekking had op het perceel aan de Wipstraat 4 (uitspraak van 9 februari 2011, in zaak nr. 201005192/1/R3). Het plan dat in dat geval ter beoordeling voorlag, beoogde net als nu de gebruiks- en bouwmogelijkheden van het perceel te verruimen. De Afdeling oordeelde dat de afwijking van de richtafstand onvoldoende was gemotiveerd.
5. Over de afstandsnorm uit de VNG-brochure wordt overwogen dat de VNG-brochure als hulpmiddel gebruikt kan worden ten einde te kunnen bepalen of nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen. Het begrip "gebied met functiemenging" wordt in paragraaf 4.4 van deze brochure gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Bij functiemengingsgebieden moet onder andere gedacht worden aan stadscentra, dorpskernen en woongebieden met kleinschalige of ambtelijke bedrijvigheid. Tussen partijen is niet in geschil en ook de Afdeling is van oordeel dat het in dit geval gaat om een gebied met functiemenging, gelet op de naast wonen bestaande functies in en nabij het plangebied, waaronder een sporthal, een fitnesscentrum, twee zwembaden, een tennisbaan, een gemeenschapshuis, een ontmoetingscentrum, alsmede de gebiedsontsluitingsweg Wipstraat.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging in bijlage 4 van de VNG-brochure zijn de bedrijfsactiviteiten verdeeld in de categorieën A, B en C. Een kinderdagverblijf en een muziekschool vallen volgens die Staat onder categorie B, wat betekent dat die activiteiten in een dergelijk gebied kunnen worden uitgeoefend als zij bouwkundig gescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaatsvinden. Blijkens de verbeelding wordt de voorziene bebouwing gescheiden van de woningen aan de Krommeweg door een groenstrook van 5 meter breed tussen de perceelsgrens van [appellant] en het bestemmingsvlak. De bestemming "Groen", zoals geregeld in artikel 3, lid 3.1, van de planregels, laat geen bebouwing toe in deze groenstrook, waarmee is gewaarborgd dat er geen direct aangrenzende bebouwing kan worden gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande is voldoende gemotiveerd dat de in het plan voorziene functie door de ligging in een gebied met functiemenging toelaatbaar is. Het betoog faalt.
6. Over het standpunt dat de gevolgen van het stemgeluid van de kinderen van het kinderdagverblijf niet is onderzocht, overweegt de Afdeling als volgt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de raad het stemgeluid en de gevolgen daarvan voor de omgeving bij de afweging te betrekken. [appellant] vreest voor een toename van geluidhinder als gevolg van de toegenomen bouwmogelijkheden. Ter zitting is echter door partijen bevestigd dat de geluidhinder niet zozeer wordt veroorzaakt door de activiteiten die plaats zullen vinden in de gebouwen, maar vooral door activiteiten, waaronder spelende kinderen, die buiten zullen plaatsvinden. De Afdeling stelt vast dat het plandeel met de bestemming "Gemengd", waarbinnen de activiteiten worden gesitueerd, evenals het bouwvlak verder van het perceel van [appellant] is gesitueerd dan onder het vorige bestemmingsplan "Steenbergen-Zuid" het geval was. In dat plan grensde het perceel van [appellant] direct aan het plandeel met de bestemming "Bedrijf". Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor onaanvaardbare geluidhinder vanwege de toename van de bebouwingsmogelijkheden behoeft te worden gevreesd. Het betoog faalt.
7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013