201201039/1/R4.
Datum uitspraak: 27 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D/Z Six diervoeders B.V., gevestigd te Bergambacht,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Bergambacht,
3. [appellante sub 3], gevestigd te Bergambacht,
4. [appellant sub 4], wonend te Bergambacht,
de raad van de gemeente Bergambacht,
verweerder.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpsgebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Six, [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Six, [appellante sub 2] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2013, waar Six, vertegenwoordigd door mr. S.J.R.M. Beusink, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. S.J.R.M. Beusink, [gemachtigden], [appellant sub 4], vertegenwoordigd door J.G. van Belle, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.A. Bruinen, zijn verschenen.
1. Met het plan beoogt de raad te voorzien in een actuele bestemmingsregeling voor de kernen Ammerstol, Berkenwoude en Bergambacht.
De beroepen van Six, [appellante sub 3] en [appellante sub 2]
2. Six, [appellante sub 3] en [appellante sub 2] kunnen zich niet verenigen met de aan de percelen aan de Lekdijk Oost 5-7, [locatie 1] en [locatie 2] te Bergambacht toegekende bestemming "Bedrijventerrein" voor zover het de toegekende functieaanduidingen betreft. Zij betogen dat ter plaatse bedrijven uit een hogere milieucategorie hadden moeten worden toegelaten, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan "Bergstoep/Dijklaan 2000". Six, [appellante sub 3] en [appellante sub 2] wijzen er in dit verband op dat er geen noodzaak is om bedrijven met een hogere milieucategorie overeenkomstig hetgeen ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan was toegestaan te weren, nu zich geen wijzigingen in de feitelijke situatie hebben voorgedaan en een aantal in de nabijheid van het bedrijventerrein gesitueerde woningen zal verdwijnen in verband met een dijkverzwaringsproject.
[appellante sub 3] brengt naar voren dat in het plan ten onrechte niet is voorzien in een functieaanduiding voor haar bedrijf.
[appellante sub 2] kan zich niet verenigen met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf- transportbedrijf voor veevoeders" die aan haar perceel aan de Lekdijk Oost is toegekend. Zij voert aan dat haar bedrijf ten onrechte is beschouwd als een transportbedrijf en voorts ten onrechte niet is verbonden aan een categorieaanduiding in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', hetgeen volgens haar in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is. Zij wijst erop dat haar bedrijf een categorie 4.2-bedrijf is.
Six en [appellante sub 3] voeren verder aan dat de beperking van de categorieaanduiding tot categorie 2, in vergelijking tot hetgeen ingevolge het voorheen geldende plan was toegestaan, zal leiden tot waardevermindering van hun percelen, waardoor zij schade lijden. Verder heeft dit volgens hen tot gevolg dat hindergevoelige objecten op kortere afstand van de bedrijven zijn toegestaan, hetgeen gelet op de bedrijfsvoering onwenselijk is. Tevens richten de betogen van Six en [appellante sub 3] zich tegen het hotel dat op een afstand van ongeveer 55 meter van het bedrijf van Six en 10 meter van het bedrijf van [appellante sub 3] is voorzien. Zij vrezen dat het hotel de bedrijfsvoering zal beperken.
Ter zitting heeft Six medegedeeld dat haar betoog niet is gericht tegen de in artikel 5.1, aanhef en onder d, van de planregels aan haar bedrijf verbonden specifieke SBI-code.
3. In paragraaf 4.3.5 van de plantoelichting staan als uitgangspunten vermeld dat bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Blijkens de plantoelichting heeft de raad bij de afweging van de belangen van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Bergambacht en gevoelige functies milieuzonering toegepast aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarbij is aangesloten bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure). Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 3.1 toegestaan. Enkele bestaande bedrijven vallen volgens de plantoelichting in een hogere categorie dan toelaatbaar wordt geacht. Daarom is aan deze bedrijven een specifieke functieaanduiding toegekend.
In bijlage 3 van de plantoelichting is een toelichting op het toepassen van milieuzonering opgenomen. Daarin staat dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', die als bijlage 2 bij de planregels is gevoegd en is gebaseerd op de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de VNG-brochure, is aangepast aan de specifieke kenmerken van het bestemmingsplan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn voor elke bedrijfsactiviteit voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk opgenomen. De grootste van deze richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
4. De raad komt de bevoegdheid toe om op grond van gewijzigde planologische inzichten een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
De Afdeling acht het door de raad gehanteerde beleid, ten gevolge waarvan de mogelijkheden die bedrijven ingevolge het vorige plan hadden zijn beperkt doordat zich bij bedrijfsbeëindiging slechts eenzelfde soort bedrijf dan wel in het algemeen bedrijven tot en met categorieaanduiding 2 dan wel tot en met categorieaanduiding 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' kunnen vestigen, niet onredelijk. De raad heeft in redelijkheid betekenis kunnen toekennen aan de milieuhygiënische gevolgen die bedrijven met een hogere categorieaanduiding voor de omgeving hebben, daarbij rekening houdende met de woningen die zich in de nabijheid van de bedrijven bevinden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ten tijde van de vaststelling van het plan er geen aanleiding was om aan te nemen dat de meest dichtbij gesitueerde woningen aan de Lekdijk binnen de planperiode zouden worden verwijderd in verband met een dijkverzwaringsproject. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door Six en [appellante sub 3] gestelde nadelige invloed van de beperking van de categorieaanduiding op het bedrijventerrein op de waarde van de bedrijven zodanig is dat de raad hieraan in redelijkheid doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
De betogen van Six, [appellante sub 3] en [appellante sub 2] falen in zoverre.
5. Aan de percelen van [appellante sub 3], gevestigd aan de [locatie 1], is de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend met de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 2" en "specifieke vorm van bedrijf-veevoederfabriek" voor het ten westen van het bedrijf van Six gesitueerde gedeelte en de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" voor het ten oosten van het bedrijf van Six gesitueerde gedeelte.
Ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder a en b, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'.
Ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-veevoederfabriek" tevens bestemd voor een veevoederfabriek in mengvoeders met SBI-code 1571.
5.1. Ter zitting heeft de raad erkend dat het bedrijf van [appellante sub 3] ten onrechte niet is beschouwd als een zand- en grindhandel met SBI-code 5153.4, nummer 5, dat gerekend wordt tot de categorie 3.2-bedrijven. De aan de betrokken percelen toegekende functieaanduidingen zijn derhalve niet juist.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan zonder dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
6. Aan het perceel aan de Lekdijk West 4 is de bestemming "Horeca" toegekend.
Ingevolge artikel 10, aanhef en onder a, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat van Horeca-activiteiten is in bijlage 3 van de planregels opgenomen. In subcategorie 1b is een hotel vermeld.
6.1. Het perceel Lekdijk West 4 is gesitueerd op 10 meter afstand van het plandeel waar zich het westelijk gesitueerde perceel van [appellante sub 3] bevindt. Omdat de raad heeft erkend dat aan de percelen van [appellante sub 3] niet de juiste functieaanduidingen zijn toegekend, slaagt het betoog van [appellante sub 3] en Six, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Horeca", evenzeer. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en genomen.
7. Aan de percelen van [appellante sub 2], gevestigd aan de [locatie 2], is de bestemming "Bedrijventerrein" met de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 3.1" en "specifieke vorm van bedrijf-transportbedrijf voor veevoeders" toegekend.
Ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- transportbedrijf voor veevoeders" tevens bestemd voor een transportbedrijf voor veevoeders met SBI-code 6311.2.
7.1. Ter zitting heeft de raad erkend dat het bedrijf van [appellante sub 2] ten onrechte niet is beschouwd als een op- en overslagbedrijf voor onder meer veevoedergrondstoffen en kunstmest met SBI-code 6311.2, nummer 5, waarmee het gerekend dient te worden tot de bedrijven met categorieaanduiding 4.2. De aan de betrokken percelen toegekende functieaanduidingen zijn derhalve niet juist. Voorts heeft de raad erkend dat de genoemde SBI-code ten onrechte niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' is opgenomen.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan zonder dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het beroep van [appellant sub 4]
8. [appellant sub 4] kan zich niet verenigen met de bestemming "Tuin" die aan zijn perceel, gesitueerd ten zuiden van het perceel [locatie 3] te Bergambacht is toegekend, voor zover daarmee niet is voorzien in de daarop aanwezige opstallen. Hij voert daartoe aan dat deze opstallen ruim 40 jaar geleden zijn opgericht. Verder brengt hij naar voren dat hij door een bepaling in de akte van levering, waarin de koop van het perceel is vastgelegd, is gerechtigd het perceel te gebruiken als weiland en volkstuin. Volgens hem volgt daaruit het recht op een tuinhuis dan wel schuur met, gezien de omvang van het perceel van 2150 m2, een oppervlakte van 60 m2. Hij wijst in dit verband tevens op het in het voorheen ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bestemmingsplan Oost 1998" opgenomen gebruiksovergangsrecht.
8.1. Aan het perceel is de bestemming "Tuin" met de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" toegekend.
Ingevolge artikel 17.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge artikel 17.2.1, onder a, mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd.
Ingevolge artikel 17.2.2, aanhef en onder a, zijn in afwijking van het bepaalde onder 17.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" bijgebouwen en overkappingen toegestaan, met dien verstande dat de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduidingsgrenzen per bouwperceel ten hoogste 10 m2 bedraagt.
8.2. Volgens de raad is geen vergunning voor de gebouwen op het perceel verleend. De raad wijst op het uitgangspunt van het plan dat gronden waaraan de bestemming "Tuin" is toegekend grotendeels onbebouwd zijn. De raad heeft daarom niet voorzien in een mogelijkheid om gebouwen op te richten met een gezamenlijke oppervlakte van 60 m2, zoals door [appellant sub 4] is verzocht. De raad heeft door middel van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" voorzien in de mogelijkheid om een gebouw met een oppervlakte van 10 m2 op te richten. Daarbij heeft de raad rekening gehouden met de omstandigheid dat in 2003 voor het oprichten van een blokhut met deze omvang een vergunning is verleend.
8.3. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant sub 4] geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bouwmogelijkheden voor het perceel niet in redelijkheid heeft kunnen beperken tot een oppervlakte van 10 m2. De omstandigheid dat op het perceel al ruim 40 jaar bouwwerken met een grotere totale omvang aanwezig zijn kan niet leiden tot een ander oordeel, reeds omdat deze bouwwerken zonder vergunning zijn opgericht. Hetgeen zonder de daarvoor vereiste vergunning is opgericht blijft illegaal, zolang niet alsnog een vergunning voor het oprichten daarvan is verleend. Zijn beroep op het overgangsrecht slaagt daarom niet.
9. De beroepen van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en Six zijn gedeeltelijk gegrond. Het besluit van 25 oktober 2011 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft de hierna nader aan te geven plandelen.
Het beroep van [appellant sub 4] is ongegrond. In hetgeen hij heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
10. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en Six op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D/Z Six diervoeders B.V. gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergambacht van 25 oktober 2011, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Bedrijventerrein" en het plandeel met de bestemming "Horeca" zoals nader aangeduid op de aan deze uitspraak gehechte kaart;
III. verklaart de beroepen van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D/Z Six diervoeders B.V. voor het overige ongegrond;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 4] geheel ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Bergambacht tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.195,80 (zegge: elfhonderdvijfennegentig euro en tachtig cent), waarvan € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Bergambacht tot vergoeding van bij [appellante sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Bergambacht tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D/Z Six diervoeders B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Bergambacht aan [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt;
IX. gelast dat de raad van de gemeente Bergambacht aan [appellante sub 3] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt;
X. gelast dat de raad van de gemeente Bergambacht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D/Z Six diervoeders B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Duursma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013