ECLI:NL:RVS:2013:BZ7438

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208374/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit omgevingsvergunning en dwangsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 12 juli 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borsele, dat op 17 januari 2012 mededeelde dat het niet in gebreke is gebleven met betrekking tot de aanvraag om omgevingsvergunning van 11 april 2011. Het college stelde vast dat er geen dwangsom verschuldigd was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college terecht had vastgesteld dat het niet in gebreke was gebleven, omdat het college op 25 juli 2011 al had beslist op de aanvragen van [appellant].

Tijdens de zitting op 6 maart 2013 werd de zaak behandeld door de enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college geen dwangsommen verschuldigd was, omdat het college volgens hem niet op de aanvragen had beslist. De Afdeling oordeelde echter dat het college wel degelijk op de aanvragen had beslist en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college niet in gebreke was gebleven.

Daarnaast betoogde [appellant] dat zijn verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht ten onrechte was afgewezen. De Afdeling bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, omdat het beroep van [appellant] ongegrond was verklaard. De Afdeling besliste dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.

Uitspraak

201208374/1/A1.
Datum uitspraak: 27 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Kwadendamme, gemeente Borsele,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 juli 2012 in zaak nr. 12/161 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college [appellant] naar aanleiding van zijn verzoek om een besluit te nemen op de aanvraag om omgevingsvergunning van 11 april 2011 medegedeeld, dat het niet in gebreke is gebleven en vastgesteld dat het geen dwangsom is verschuldigd.
Bij besluit van 1 februari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2013 waar het college, vertegenwoordigd door F. Davidse en A.W. Slabbekoorn, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft op 11 april 2011 bij het college aanvragen ingediend voor de legalisering van een bestaande schuur en kas op het perceel [locatie] te Kwadendamme (hierna: het perceel). Tussen partijen is gecorrespondeerd over de wijze van meten en berekenen van de perceelsgrenzen. Het college heeft [appellant] bij brief van 12 juli 2011 gevraagd uiterlijk 15 juli 2011 een nadere toelichting te geven op de aanvragen. Bij faxbericht van 15 juli 2011 heeft [appellant] geantwoord dat hij de situatie zal bespreken met zijn advocaat. Bij besluit van 25 juli 2011 heeft het college de aanvragen afgewezen. Het college heeft op 22 maart 2012 het door [appellant] hiertegen ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard. [appellant] heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
2. Bij brief van 2 januari 2012 heeft [appellant] het college in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig nemen van besluiten op zijn aanvragen van 11 april 2011. Volgens hem heeft het college in de besluiten van 25 juli 2011 kortere afstanden tot de perceelsgrenzen gehanteerd dan de afstanden die in de aanvragen zijn vermeld, zodat het college volgens hem geen besluiten heeft genomen op zijn aanvragen. Het college heeft bij besluit van 17 januari 2012 vastgesteld dat het niet in gebreke is gebleven en geen dwangsommen zijn verschuldigd.
3. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogte 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op deze termijn niet van toepassing.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college terecht heeft vastgesteld dat geen dwangsommen zijn verschuldigd, nu het niet in gebreke is gebleven om te beslissen op de aanvragen van 11 april 2011 om omgevingsvergunningen voor een bestaande schuur en kas op het perceel. [appellant] voert daartoe aan dat het college met de besluiten van 25 juli 2011 niet heeft beslist op de ingediende aanvragen, omdat het college kortere afstanden tot de perceelsgrenzen heeft gehanteerd dan de afstanden die in de aanvragen zijn vermeld.
4.1. Bij besluiten van 25 juli 2011 heeft het college op de aanvragen van 11 april 2011 beslist. De omstandigheid dat het college, zoals [appellant] stelt, in de besluiten van 25 juli 2011 van onjuiste afstanden is uitgegaan, maakt dat niet anders.
Nu het college, op het moment van de ingebrekestelling van 3 januari 2012, reeds op de aanvragen had besloten, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld, dat het college niet in gebreke is gebleven te beslissen op deze aanvragen om omgevingsvergunning.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot vergoeding van schade als bedoeld in artikel 8:73, eerste lid, van de Awb heeft afgewezen.
5.1. Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank, indien zij het beroep gegrond verklaart en indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt. Nu de rechtbank het beroep van [appellant] terecht ongegrond heeft verklaard, bestaat geen aanleiding voor toekenning van een schadevergoeding op grond van deze bepaling.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013
473-776.