ECLI:NL:RVS:2013:BZ7417

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301168/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Recreatieterreinen Harenkarspel

Op 6 november 2012 heeft de raad van de gemeente Harenkarspel het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend in de gemeente Schagen, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 12 maart 2013 behandeld. Verzoekers vrezen dat de bereikbaarheid van hun woningen wordt beperkt door de nieuwe bestemming van de weg waaraan hun woningen zijn gelegen. De raad stelt echter dat de weg geen openbare weg is en dat de naamgeving geen invloed heeft op de status van de weg. De voorzitter oordeelt dat het bestemmingsplan geen betrekking heeft op de openbaarheid van wegen en dat de bezorgdheid van verzoekers over een mogelijke slagboom niet aan de orde is, aangezien het plan hier niet in voorziet. Daarnaast betogen verzoekers dat de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie 2" een verdere verdichting van de bebouwing mogelijk maakt, maar de voorzitter concludeert dat de planregels voldoende waarborgen bieden voor de bebouwingsmogelijkheden. Verzoekers wensen ook een andere bestemming die permanente bewoning mogelijk maakt, maar de voorzitter oordeelt dat het toekennen van een ruimere bestemming zonder uitzonderlijke omstandigheden te verstrekkend is. Uiteindelijk wijst de voorzitter de verzoeken om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen aanknopingspunten zijn voor de verwachting dat het besluit in de bodemprocedure niet stand zal houden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 maart 2013.

Uitspraak

201301168/2/R1.
Datum uitspraak: 21 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Dirkshorn, gemeente Schagen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Warmenhuizen, gemeente Schagen,
en
de raad van de gemeente Harenkarspel, thans: Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2012 heeft de raad van de gemeente Harenkarspel het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad van de gemeente Schagen (hierna: de raad), vertegenwoordigd door mr. M.H. Bakker, ir. B. Odie en M.M. Jobst, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De verzoeken hebben betrekking op het plandeel voor Bungalowpark De Horn te Dirkshorn.
3. [verzoeker sub 1] vreest voor beperking van de bereikbaarheid van zijn woning voor hemzelf en zijn bezoekers, omdat de weg waaraan zijn woning is gelegen in het plan niet als een openbare weg is aangemerkt. Hij voert daarbij aan dat door het besluit waarbij aan de weg de naam Park de Horn is gegeven, deze is benoemd als openbare ruimte.
3.1. De raad stelt dat de weg Park de Horn geen openbare weg is in de zin van de Wegenwet en dat de omstandigheid dat aan de weg de naam Park de Horn is gegeven hierin geen verandering heeft gebracht.
3.2. Een bestemmingsplan heeft geen betrekking op de openbaarheid van wegen. Voorts kan in deze procedure het door [verzoeker sub 1] bedoelde besluit tot toekenning van een straatnaam niet aan de orde komen. Voor zover [verzoeker sub 1] vreest voor feitelijke belemmeringen in de vorm van een slagboom bij de ingang van het park, overweegt de voorzitter dat het plan niet in deze slagboom voorziet. Overigens geldt er ten behoeve van de ontsluiting van de woning van [verzoeker sub 1] een erfdienstbaarheid.
4. [verzoeker sub 1] betoogt voorts dat de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie 2" op de gronden waarop de weg alsmede de groenstroken zijn gelegen, ten onrechte een verdergaande verdichting van de bebouwing mogelijk maakt.
4.1. De raad stelt dat een flexibele bestemming ondernemers voldoende mogelijkheden geeft om, binnen een aantal randvoorwaarden zoals landschappelijke inpassing, goed te kunnen ondernemen. Toekomstige ontwikkelingen kunnen aldus voor zeker de komende tien jaar worden opgevangen. Uitgangspunt is om zoveel mogelijk andere aspecten binnen de recreatieve bestemming te regelen, zoals parkeren, de wegen en paden. De loop van wegen en paden wordt ter invulling aan de parkeigenaren overgelaten, met inachtneming van eventueel bestaande privaatrechtelijke verhoudingen.
4.2. De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatieverblijven, waaronder recreatiewoningen, stacaravans, chalets, hooiberghutten en naar de aard daarmee gelijk te stellen recreatieverblijven;
(...)
met de daarbij behorende:
(...)
k. wegen en paden, waarbij de toegang tot de terreinen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - toegang";
(...)
m. beplanting en bebossing;
(...)
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, aanhef en onder a, van de planregels geldt voor het bouwen van bouwwerken de regel dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1/3 deel van het bestemmingsvlak zal worden bebouwd.
Ingevolge lid 6.2.2 gelden voor het bouwen van recreatieverblijven de volgende regels:
a. de oppervlakte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
b. de inhoud van een recreatieverblijf zal ten hoogste 250 m³ bedragen, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen;
c. de goothoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 3,00 m bedragen; d. de bouwhoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 6,00 m bedragen, waarbij een tweede bouwlaag in de kap is toegestaan;
e. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven zal ten minste 5,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de onderlinge afstand ten minste de bestaande afstand zal bedragen;
f. de afstand tot de perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tot de perceelgrens ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
4.3. De planregeling sluit enige verdichting van de bebouwing niet uit. Naar het oordeel van de voorzitter is in hetgeen [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd evenwel geen aanleiding gelegen voor de verwachting dat het plan in zoverre in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven. Daarbij is in aanmerking genomen dat in artikel 6, lid 6.2.1 en 6.2.2, van de planregels de maximale bebouwingsmogelijkheden voor recreatieverblijven per bestemmingsvlak, de grootte en de onderlinge afstand van recreatieverblijven en de afstand van deze verblijven tot de perceelgrens zijn geregeld.
5. [verzoeker sub 1] betoogt dat in het plan ten onrechte niet de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3", die permanente bewoning mogelijk maakt, is toegekend, zoals bij drie andere recreatieparken in de gemeente wel is gebeurd. [verzoeker sub 2] wenst in plaats van de bestemming "Recreatie- Verblijfsrecreatie 2" de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie 3", om aldus de verhuurmogelijkheden voor zijn recreatiewoning te verbeteren.
5.1. Voor zover [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] met hun verzoeken beogen te bereiken dat aan de gronden van het bungalowpark een andere, ruimere, bestemming wordt toegekend, oordeelt de voorzitter dat het toewijzen van een dergelijk verzoek, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend is, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, doorgaans niet zal strekken tot het zelf voorziend vaststellen van een andere bestemming voor een plandeel. Van uitzonderlijke omstandigheden die nopen tot een andere conclusie is niet gebleken.
6. In hetgeen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2013
91.