ECLI:NL:RVS:2013:BZ7413

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301709/2/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 29 januari 2013 een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft vernietigd. Dit besluit, genomen op 8 maart 2012, weigerde de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen deze afwijzing, wat leidde tot de vernietiging van het besluit door de rechtbank. De staatssecretaris heeft vervolgens een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling totdat het hoger beroep is beslist.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 maart 2013 beslist dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep. De voorzitter oordeelde dat, hoewel er twijfels waren over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, de staatssecretaris binnen de gestelde termijn had gehandeld. De voorzitter concludeerde dat er geen bijzondere belangen waren die vereisten dat de staatssecretaris onmiddellijk een nieuw besluit zou moeten nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsmiddelenvoorlichting en de termijnen die daarbij horen. De voorzitter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat aangeeft dat de zaak voornamelijk om de voorlopige voorziening draaide en niet om de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep zelf.

Uitspraak

201301709/2/V4.
Datum uitspraak: 18 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 29 januari 2013 in zaak nr. 12/8126 in het geding tussen:
[vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 29 januari 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De vreemdeling betoogt dat het hoger beroep en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de staatssecretaris het hogerberoepschrift niet tijdig heeft ingediend.
1.1 Aan de aangevallen uitspraak is een rechtsmiddelenvoorlichting toegevoegd, waarin een hogerberoepstermijn van vier weken is vermeld. De staatssecretaris heeft binnen die termijn hoger beroep ingesteld. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 22 januari 2013 in zaak nr. 201108854/1/V3) volgt dat in die situatie, ook al zou het hoger beroep niet tijdig zijn ingesteld, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de staatssecretaris in verzuim is geweest.
Het betoog faalt reeds hierom.
2. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen.
3. Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. den Dulk, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Den Dulk
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2013
565-740.