ECLI:NL:RVS:2013:BZ5216
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.L.M. van Loo
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door minister voor Immigratie en Asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister voor Immigratie en Asiel. De aanvraag werd op 19 april 2011 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 21 december 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, verklaarde op 10 december 2012 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
Tijdens de procedure is de vreemdeling gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen. Hij ontving op 8 januari 2013 een brief waarin hij werd verzocht het griffierecht uiterlijk op 22 januari 2013 te voldoen. Aangezien de vreemdeling dit griffierecht niet tijdig heeft voldaan, werd hij op 28 januari 2013 opnieuw geïnformeerd over de gevolgen van het niet betalen van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft de vreemdeling het griffierecht niet betaald.
De Raad van State overweegt dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling in verzuim is geweest met het betalen van het griffierecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2013.