ECLI:NL:RVS:2013:BZ5209
Raad van State
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- N. Walcott-Oliai
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister, welke plaatsvond op 6 september 2011. De vreemdeling, die de aanvraag had ingediend, was het niet eens met deze afwijzing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Op 7 december 2011 verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat leidde tot hoger beroep door de vreemdeling. De zaak werd vervolgens voorgelegd aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de procedure heeft de vreemdeling nadere stukken ingediend, maar de Raad van State oordeelde dat stukken die dateren van vóór de uitspraak van de rechtbank niet in de beoordeling konden worden betrokken. Evenzo konden stukken die na de uitspraak waren ingediend, niet worden meegenomen, omdat de aangevallen uitspraak dwingend als object van hoger beroep was aangewezen volgens de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft de argumenten in het hogerberoepschrift beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde punten waren niet van zodanige aard dat ze vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk ongegrond beschouwd.
De beslissing van de Raad van State was om de aangevallen uitspraak te bevestigen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2013, waarbij mr. G. van der Wiel de uitspraak heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van mr. N. Walcott-Oliai.