ECLI:NL:RVS:2013:BZ4973
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- A.W.M. Bijloos
- D.J.C. van den Broek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake dwangsom en niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2012. [Appellante] had het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 13 augustus 2010 en had aanspraak gemaakt op een dwangsom. Het college had op 15 maart 2011 medegedeeld dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard en dat er daarom geen dwangsom verschuldigd was. Na een uitspraak van de rechtbank, die het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 januari 2013 ter zitting behandeld. [Appellante] werd bijgestaan door J.R. Seedorf, terwijl het college vertegenwoordigd was door A. Dinc. De Afdeling overwoog dat ingevolge artikel 4:17, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen dwangsom verschuldigd is indien de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De Afdeling bevestigde dat het college het bezwaar van [appellante] terecht kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de overige door [appellante] aangevoerde gronden niet tot een andere conclusie leidden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 20 maart 2013.