ECLI:NL:RVS:2013:BZ4933

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201206245/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van evenementenvergunning voor motorcross-evenement en de ontvankelijkheid van bezwaar door omwonenden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 15 juni 2012 hun beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de evenementenvergunning die op 28 april 2011 door de burgemeester van Giessenlanden is verleend aan Stichting Polder Evenementen Noordeloos voor het organiseren van een motorcross-evenement van 4 tot en met 13 juni 2011 op het perceel Grotewaard 8 te Noordeloos. De appellanten, omwonenden van het evenement, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning.

Na het indienen van bezwaar heeft de burgemeester op 31 mei 2011 het eerdere besluit ingetrokken en opnieuw een evenementenvergunning verleend, samen met een geluidsontheffing. Op 18 januari 2012 verklaarden de burgemeester en het college het bezwaar van de appellanten niet-ontvankelijk, omdat het evenement inmiddels had plaatsgevonden en de appellanten geen belang meer zouden hebben bij een inhoudelijk oordeel. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep van de appellanten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 februari 2013 behandeld. De appellanten betoogden dat zij als omwonenden wel degelijk belang hadden bij een inhoudelijk oordeel, omdat zij schade hadden geleden door het evenement. De rechtbank oordeelde echter dat er geen reële kans op herhaling van het evenement bestond en dat de appellanten hun schade niet voldoende hadden aangetoond.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201206245/1/A3.
Datum uitspraak: 20 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Noordeloos, gemeente Giessenlanden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 15 juni 2012 in zaak nr. 12/130 in het geding tussen:
[appellanten]
en
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Giessenlanden.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2011 heeft de burgemeester aan Stichting Polder Evenementen Noordeloos (hierna: vergunninghoudster) een evenementenvergunning verleend voor het organiseren van een motorcross-evenement (hierna: het evenement) van 4 tot en met 13 juni 2011 op het perceel Grotewaard 8 te Noordeloos (hierna: het perceel).
Hiertegen hebben [appellanten] bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de burgemeester het besluit van 28 april 2011 ingetrokken en aan vergunninghoudster opnieuw een evenementenvergunning verleend en heeft het college een geluidsontheffing verleend, beide voor het houden van het evenement van 4 tot en met 13 juni 2011 op het perceel.
Bij besluit van 18 januari 2012 hebben de burgemeester en het college het door [appellanten] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2013, waar [appellanten] en de burgemeester en het college, vertegenwoordigd door drs. M.C.J. Valke, werkzaam bij de gemeente Giessenlanden, zijn verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door A.M.A. Bikker, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Aan het besluit van 18 januari 2012 hebben de burgemeester en het college ten grondslag gelegd dat [appellanten] geen belang meer hebben bij een inhoudelijk oordeel over de besluiten van 28 april en 31 mei 2011. Daartoe hebben zij overwogen dat, nu het doel dat [appellanten] met het bezwaar voor ogen stond uitsluitend is gelegen in het alsnog laten verrichten van aanvullend onderzoek dan wel het verbinden van aanvullende voorschriften aan de in bezwaar bestreden besluiten, een beslissing op bezwaar slechts een principiële betekenis kan hebben, aangezien het evenement reeds heeft plaatsgevonden. Voorts bestaat geen reële kans op herhaling van het evenement dan wel het in de toekomst plaatsvinden van andere evenementen op het perceel, aldus de burgemeester en het college.
2.    [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester en het college hun bezwaar terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard, omdat zij geen belang meer hebben bij een inhoudelijk oordeel over de besluiten van 28 april en 31 mei 2011. Daartoe voeren [appellanten] aan dat zij als omwonenden, die als enige zicht hadden op het evenemententerrein, wel degelijk belang hebben bij een inhoudelijk oordeel over voormelde besluiten, nu zowel bij de verlening van de vergunning en ontheffing als bij de wijze waarop het evenement heeft plaatsgevonden, in strijd met wet- en regelgeving is gehandeld. Bovendien stellen [appellanten] dat zij door het evenement immateriële en materiële schade hebben geleden.
2.1.    Vast staat dat ten tijde van het nemen van het besluit van 18 januari 2012 het evenement reeds had plaatsgevonden.
De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2012 in zaak nr. 201101040/1/A1 overwogen, dat, aangezien geen uitspraak van de bestuursrechter kan worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan en nu gesteld noch gebleken is dat [appellanten] schade hebben geleden, beoordeeld dient te worden of zij aan de vrees voor herhaling van het evenement in de toekomst een procesbelang kunnen ontlenen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet worden afgeleid dat een reële kans bestaat op herhaling van het evenement op het perceel.
2.2.    [appellanten] hebben het oordeel van de rechtbank dat een reële kans op herhaling van het evenement op het perceel zich niet voordoet, niet bestreden. Voor zover zij thans stellen als gevolg van de besluiten van 28 april en 31 mei 2011 schade te hebben geleden, hebben zij deze schade niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. Er bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de burgemeester en het college het bezwaar van [appellanten] terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013
434-741.