ECLI:NL:RVS:2013:BZ4921

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201211527/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Werkgebied Alblasserdam

Op 15 maart 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door onder meer [verzoekster A], Rigam B.V., [verzoekster B] handelend onder de naam Karwei Bouwmarkten B.V., Stemar Bouwmarkt H.I. Ambacht B.V., Eswi Bouwmarkt Zwijndrecht B.V., Intratuin Hendrik Ido Ambacht B.V., en [verzoekster C]. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Werkgebied Alblasserdam', dat op 25 september 2012 door de raad van de gemeente Alblasserdam is vastgesteld. De verzoekers stelden dat het besluit in strijd was met de Verordening Ruimte van Zuid-Holland, omdat er geen advies was gevraagd van het Regionaal Economisch Overleg (REO). De voorzitter overwoog dat de vraag of advies van het REO nodig was, niet in deze procedure kon worden beantwoord en dat dit in de bodemprocedure verder onderzocht moest worden. Gezien de mogelijkheid dat in de bodemprocedure geoordeeld zou worden dat een advies van het REO noodzakelijk is, besloot de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter schorste het besluit van de raad van de gemeente Alblasserdam voor zover het betreft de bestemming 'Bedrijventerrein' aan de Kelvinring 60 te Alblasserdam. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 944,00 en het griffierecht van € 310,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2013.

Uitspraak

201211527/2/R4.
Datum uitspraak: 15 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster A], gevestigd te [plaats], Rigam B.V., gevestigd te Middelharnis, [verzoekster B] handelend onder de naam Karwei Bouwmarkten B.V., gevestigd te Papendrecht, Stemar Bouwmarkt H.I. Ambacht B.V., gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht, Eswi Bouwmarkt Zwijndrecht B.V., gevestigd te Zwijndrecht, Intratuin Hendrik Ido Ambacht B.V., gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht, en [verzoekster C], gevestigd te [plaats], (hierna: [verzoekster] en anderen),
en
de raad van de gemeente Alblasserdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Werkgebied Alblasserdam" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster] en anderen beroep ingesteld.
[verzoekster] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2013, waar [verzoekster] en anderen, vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, C. Corbeau en M.H.J. Kleverwal, zijn verschenen.
Voorts is Hornbach Bouwmarkt Nederland B.V., vertegenwoordigd door G. Heutink, advocaat te Amsterdam, G. van Heeren en J.P.F. van Tijchon, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [verzoekster] en anderen voeren aan dat in strijd met artikel 9, zesde lid, van de Verordening Ruimte van Zuid-Holland (Besluit van Provinciale Staten van 2 juli 2010 tot vaststelling van de Verordening Ruimte (Prov. blad 2010, nr. 80) gewijzigd bij besluit van 23 februari 2011 (Prov. Blad 2011, nr. 31) en bij besluit van 29 februari 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 36) geen advies is gevraagd van het REO.
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat artikel 9, zesde lid, slechts van toepassing is op nieuwvestiging van bedrijven, zodat het niet nodig was een advies van het REO te vragen.
2.2.    Ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Verordening Ruimte wordt onder nieuwe functies of nieuwe bebouwing ook begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing, tenzij anders is bepaald of de bepaling zich daartegen verzet.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Verordening Ruimte wijzen bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, is het bepaalde in lid 1 niet van toepassing op bestemmingsplannen die perifere detailhandel, mogelijk maken zoals bedoeld in lid 3, onder a, b, c en d, buiten de op kaart 7 aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, mits het gaat om de vestiging van een individueel bedrijf en geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en voor zover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein.
Ingevolge het zesde lid dienen bestemmingsplannen die ontwikkelingen van perifere detailhandel mogelijk maken, zoals bedoeld in lid 2 onder a en b en lid 3 onder b, c, d en e bij detailhandelsontwikkelingen groter dan 1.000 m2 (bruto vloeroppervlak) vergezeld te gaan van een distributieplanologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
2.3.    De voorzitter overweegt dat de vraag of advies moet worden gevraagd van het REO zich niet leent voor beantwoording in deze procedure en in de bodemprocedure onderzocht zal moeten worden. Nu niet uit te sluiten valt dat in de bodemprocedure geoordeeld wordt dat een advies van het REO nodig is, zodat het besluit niet in stand zal blijven, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    De raad dient ten aanzien van [verzoekster] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Alblasserdam van 25 september 2012, voor zover het het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" aan de Kelvinring 60 te Alblasserdam betreft;
II.    veroordeelt de raad van de gemeente Alblasserdam tot vergoeding van bij [verzoekster] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III.    gelast dat de raad van de gemeente Alblasserdam aan [verzoekster] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Bijleveld
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2013
433.