ECLI:NL:RVS:2013:BZ4911

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201300603/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Multifunctionele Accommodatie Bekkerveld

In deze uitspraak van de Raad van State op 11 maart 2013, betreft het een verzoek om een voorlopige voorziening van de Stichting Vrije Natuur Zuid-Limburg tegen het besluit van de raad van de gemeente Heerlen, dat op 13 november 2012 het bestemmingsplan "Multifunctionele Accommodatie Bekkerveld (MAB)" heeft vastgesteld. De Stichting heeft het verzoek ingediend om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 26 februari 2013 ter zitting behandeld, waarbij zowel de Stichting als de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek van de Stichting niet kan slagen. De Stichting betoogt dat de raad het plan onzorgvuldig heeft voorbereid en dat er onjuiste inlichtingen zijn verstrekt tijdens de besluitvormingsfase. Echter, de voorzitter concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan het multifunctionele gebouw, dat is opgezet op initiatief van lokale verenigingen. De voorzitter wijst erop dat de Stichting haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat de rechtsbeschermingsmogelijkheden van belanghebbenden niet zijn aangetast.

Daarnaast wordt ingegaan op de bezorgdheid van de Stichting over de luchtkwaliteit en de impact van het plan op de aanwezige groenvoorzieningen en diersoorten. De voorzitter stelt vast dat de raad zich heeft gebaseerd op rapporten die bevestigen dat er geen gevoelige bestemmingen binnen de relevante afstand van de provinciale weg N281 zijn en dat het verlies aan leefgebied voor diersoorten beperkt zal zijn. De voorzitter concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet stand zal houden. Daarom wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201300603/2/R1.
Datum uitspraak: 11 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Vrije Natuur Zuid-Limburg, gevestigd te Heerlen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Multifunctionele Accommodatie Bekkerveld (MAB)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld. De Stichting heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 februari 2013, waar de Stichting, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.F.M. van Kan en H. Buttolo, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het oprichten van een multifunctioneel gebouw met sporthal, drie sportvelden, een cluster voor buitensport en een cluster voor sociaal-culturele activiteiten annex kantine.
2.1.    De Stichting beoogt met haar verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. De Stichting betoogt dat de raad het plan onzorgvuldig heeft voorbereid. De Stichting voert hiertoe aan dat tijdens de besluitvormingsfase vanuit de gemeente doelbewust onjuiste inlichtingen zijn verstrekt, zaken onjuist zijn voorgesteld en fouten zijn gemaakt, als gevolg waarvan de rechtsbeschermingsmogelijkheden van belanghebbenden zijn aangetast.
2.2.    Hetgeen de Stichting betoogt, biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan onzorgvuldig heeft voorbereid. Voor zover de Stichting stelt dat de raad een aantal onderdelen van de toelichting heeft gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan, kan dit niet slagen. De raad kan tijdens de besluitvormingsfase ambtshalve of naar aanleiding van de ingediende zienswijzen het plan en de toelichting daarop wijzigen. Dit betekent niet dat de raad in het ontwerpplan zaken doelbewust onjuist heeft voorgesteld of onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. De Stichting heeft haar stelling dat in de nota zienswijzen fouten staan voorts niet gespecificeerd. Verder bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat belanghebbenden in hun rechtsbeschermingsmogelijkheden zijn aangetast. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging, zodat een ieder de mogelijkheid heeft gehad om zijn bedenkingen tegen het ontwerpplan in een zienswijze naar voren te brengen. Voor zover de Stichting betoogt dat onvoldoende mogelijkheden tot inspraak zijn geboden, geldt dat het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een eventuele inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de procedure en het bestemmingsplan.
3.    De Stichting betoogt dat geen behoefte bestaat aan het in het plan voorziene multifunctioneel gebouw. De Stichting voert hiertoe aan dat de raad niet heeft onderkend dat met een dergelijk gebouw de sociale cohesie niet wordt bevorderd.
3.1.    De raad heeft toegelicht dat het plan is opgesteld op initiatief van een aantal verenigingen in Heerlen-Zuid. In dit deel van Heerlen laat het kwalitatief en kwantitatief aanbod van accommodaties ten behoeve van het verenigingsleven en bewegingsonderwijs volgens de raad te wensen over. De Stichting heeft dit niet gemotiveerd betwist. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan het in het plan voorziene multifunctioneel gebouw. Dat volgens de Stichting het plan niet zal leiden tot de door de raad gewenste sociale cohesie in de buurt, leidt, wat daar verder ook van zij, niet tot een ander oordeel. Dit laat de behoefte aan een gebouw waarin de verenigingen in Heerlen-Zuid kunnen worden gehuisvest en waar bewegingsonderwijs kan worden gegeven onverlet.
4.    De Stichting betoogt voorts dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de invloed van de nabijgelegen provinciale weg N281 op de luchtkwaliteit in het plangebied. De Stichting voert hiertoe aan dat in het voorziene multifunctioneel gebouw bewegingsonderwijs wordt gegeven, zodat dit moet worden aangemerkt als een gevoelige bestemming, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
4.1.    Vast staat dat het plangebied is gelegen op een afstand van ongeveer 150 m van de provinciale weg N281. In het rapport 'Multifunctionele Accommodatie Bekkerveld te Heerlen, beoordeling luchtkwaliteit' van 28 juli 2011, opgesteld door Oranjewoud in opdracht van de gemeente, staat dat binnen de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) genoemde afstand van 50 m tot de rand van een provinciale weg geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. De raad heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) niet aan het plan in de weg staat. Hetgeen de Stichting heeft aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niettemin nader onderzoek had moeten verrichten naar de invloed van de nabijgelegen provinciale weg N281 op de luchtkwaliteit in het plangebied.
5.    De Stichting betoogt voorts dat het plan te koste gaat van de thans in het plangebied aanwezige groenvoorzieningen. Voorts gaat het plan ten koste van leefomgeving van een aantal diersoorten.
5.1.    In het rapport 'Quickscan flora en fauna MAB Bekkerveld, van 4 augustus 2010, opgesteld door Croonen Adviseurs in opdracht van de gemeente, staat dat het plan zal leiden tot de sloop van de aanwezige bebouwing en het verdwijnen van een grasveld. Dit zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Er zijn geen beschermde soorten en/of soortgroepen flora of fauna aangetroffen in het plangebied, noch biedt het geschikte biotopen voor potentieel voorkomende soorten, aldus het rapport.
5.2.    De Stichting heeft de uitgangspunten in het in 5.1 genoemde rapport niet met objectieve gegevens betwist. De raad heeft zich derhalve, onder verwijzing naar dit rapport, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de Flora- en faunawet niet aan uitvoering van het plan in de weg staat. Dat het plan ten koste gaat van thans aanwezige groenvoorzieningen en leefomgeving van enkele diersoorten heeft de raad onderkend en in de belangenafweging betrokken. Anders dan de Stichting betoogt, heeft de raad hieraan in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat, zoals volgt uit het in 5.1 genoemde rapport, de verwachting is dat het verlies aan leefomgeving slechts beperkt zal zijn. De raad heeft voorts van belang kunnen achten dat het plangebied slechts een kleine omvang heeft, dit in een stedelijke omgeving is gelegen en dat op korte afstand van het plangebied groene, open gebieden aanwezig zijn.
6.     In hetgeen de Stichting overigens heeft aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
7.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Schaaf
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2013
523.