ECLI:NL:RVS:2013:BZ4523
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- M.L.M. van Loo
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een groep vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag werd op 22 februari 2011 afgewezen, waarna de vreemdelingen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 19 september 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, verklaarde op 11 juli 2012 het beroep van de vreemdelingen ongegrond. Hiertegen hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep hebben de vreemdelingen onder andere verwezen naar een brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 16 juli 2012, waarin nieuw beleid wordt gepresenteerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt echter dat deze brief niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000 niet van toepassing is op hoger beroep.
De aangevoerde argumenten in het hogerberoepschrift voldoen niet aan de eisen van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 en leiden niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 januari 2013.