ECLI:NL:RVS:2013:BZ4425

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201300668/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 10 januari 2013. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. Het verlengingsbesluit, dat op 28 oktober 2012 inging, verlengde de bewaringsmaatregel met maximaal twaalf maanden. De vreemdeling had eerder al een volledige schadevergoeding ontvangen voor de periode van 25 oktober 2012 tot 17 december 2012, wat de relevantie van het hoger beroep van de staatssecretaris in twijfel trok.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de staatssecretaris niet alleen tegen de schadevergoeding in beroep gaat, maar ook tegen de datum waarop de rechtbank de maatregel onrechtmatig heeft verklaard. Dit maakt de Afdeling bevoegd om het hoger beroep te behandelen. De rechtbank had in haar uitspraak van 10 januari 2013 niet onderkend dat de vreemdeling na de eerdere uitspraak van 21 december 2012 geen belang meer had bij een beoordeling van het verlengingsbesluit.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verklaart het beroep van de vreemdeling tegen het verlengingsbesluit niet-ontvankelijk, omdat de vreemdeling geen belang meer had bij de beoordeling van dit beroep. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2013.

Uitspraak

201300668/1/V3.
Datum uitspraak: 11 maart 2013
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 10 januari 2013 in zaak nr. 12/38700 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2012 is de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden (hierna: het verlengingsbesluit). Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 januari 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en hem schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.
2. In zijn verweerschrift betoogt de vreemdeling dat, samengevat weergegeven, de Afdeling kennelijk onbevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen, nu de staatssecretaris dat hoger beroep heeft ingesteld met het enige doel de toekenning van schadevergoeding door de rechtbank ongedaan te maken.
2.1. Blijkens het hogerberoepschrift komt de staatssecretaris niet uitsluitend op tegen de toekenning van schadevergoeding door de rechtbank, maar ook tegen de door haar genoemde datum met ingang waarvan zij de maatregel van bewaring onrechtmatig heeft bevonden. Anders dan de vreemdeling betoogt, is de Afdeling derhalve bevoegd van het hoger beroep van de staatssecretaris kennis te nemen.
3. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
3.1. In de onherroepelijk geworden uitspraak van 21 december 2012 in zaak nr. 12/37839 (hierna: de uitspraak van 21 december 2012), waarvan een afschrift zich bij de op de zaak betrekking hebbende stukken bevindt, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, geoordeeld dat het voortduren van de aan de vreemdeling opgelegde maatregel van bewaring met ingang van 25 oktober 2012 onrechtmatig is. Bij die uitspraak heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen het voortduren van die maatregel ingestelde beroep gegrond verklaard en aan de vreemdeling over de periode van 25 oktober 2012 tot 17 december 2012, de dag waarop de maatregel is opgeheven, een volledige schadevergoeding toegekend.
3.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het verlengingsbesluit geen stand kan houden en dat de maatregel van bewaring met ingang van 28 oktober 2012 onrechtmatig is. De rechtbank heeft het door de vreemdeling tegen het verlengingsbesluit ingestelde beroep gegrond verklaard en aan de vreemdeling over de periode van 28 oktober 2012 tot
17 december 2012 een schadevergoeding toegekend van vijftig procent van de toepasselijke normbedragen voor onrechtmatige vrijheidsontneming.
3.3. Het verlengingsbesluit is op 28 oktober 2012 ingegaan. In de thans aan de orde zijnde procedure ligt dan ook de periode van die dag tot de dag waarop de maatregel van bewaring is opgeheven - 17 december 2012 - ter beoordeling voor. Die periode bestrijkt een gedeelte van de periode die in de onder 3.1. weergegeven procedure over het voortduren van de maatregel van bewaring ter beoordeling voorlag. Aan de vreemdeling is bovendien over dat gedeelte van die periode reeds bij de uitspraak van 21 december 2012 een volledige schadevergoeding toegekend.
Gelet op het voorgaande had de vreemdeling na de uitspraak van 21 december 2012 geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het verlengingsbesluit. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
4. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De grieven van de staatssecretaris behoeven geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op hetgeen onder 3.3. is overwogen, het beroep tegen het verlengingsbesluit alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 10 januari 2013 in zaak nr. 12/38700;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin
voorzitter w.g. Van Laar
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2013
551-714.
Verzonden: 11 maart 2013
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser