ECLI:NL:RVS:2013:BZ3996

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201207603/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit hogere waarden geluidsbelasting voor nieuwbouw woningen Harderwijk

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 maart 2013 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk. Het college had op 15 mei 2012 hogere waarden vastgesteld voor de geluidsbelasting van nieuw te bouwen woningen op het perceel Vlierburgweg 4, in verband met de nabijheid van het industrieterrein Lorentz en de Newtonweg. De appellant, wonend in de nabijheid, stelde dat hij belanghebbende was en dat het college zijn zienswijze ten onrechte niet had meegenomen in de besluitvorming.

De Raad van State oordeelde dat de appellant wel degelijk belanghebbende was, aangezien hij direct geraakt werd door de voorgenomen bouwactiviteiten. Het college had de zienswijze van de appellant ten onrechte buiten beschouwing gelaten, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad vernietigde het besluit van het college, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde hogere waarden onjuist waren.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor bestuursorganen om zienswijzen van belanghebbenden serieus te nemen. De Raad concludeerde dat het college voldoende had gemotiveerd dat de toepassing van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren niet mogelijk of wenselijk was, en dat de kosten van dergelijke maatregelen onevenredig hoog waren in verhouding tot de te behalen geluidsreductie. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop gemeenten omgaan met geluidsbelasting bij nieuwbouwprojecten en de betrokkenheid van omwonenden in de besluitvorming.

Uitspraak

201207603/1/R2.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Harderwijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college hogere waarden als bedoeld in de artikelen 59 en 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Lorentz en voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de Newtonweg voor een aantal nieuw te bouwen woningen op het voormalige perceel Vlierburgweg 4 te Harderwijk.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2013, waar het college, vertegenwoordigd door C. van den Bedem en M. den Braven, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1.    Bij het bestreden besluit heeft het college hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai vastgesteld ten behoeve van de bouw van vier woningen op het voormalige perceel Vlierburgweg 4 (hierna: het perceel). Het besluit is genomen in verband met het bestemmingsplan "Frankrijk-Vlierburgweg 4" (hierna: het bestemmingsplan) dat voorziet in de bouw van deze vier woningen. Het bestemmingsplan is bij besluit van 28 juni 2012 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld.
2.    [appellant] betoogt dat het college ten onrechte stelt dat hij geen belanghebbende is bij het besluit tot het vaststellen van hogere waarden. Het college heeft hierom ten onrechte zijn tegen het ontwerpbesluit naar voren gebrachte zienswijze buiten beschouwing gelaten.
2.1.    Het college betoogt dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit tot het vaststellen van de hogere waarden en daarom niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Het college wijst er in dit verband op dat [appellant] niet woont in of eigenaar is van één van de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld. Om die reden heeft het college de zienswijze van [appellant] tegen het ontwerpbesluit tot het vaststellen van hogere waarden niet bij de procedure tot vaststelling van dit besluit betrokken.
2.2.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 mei 2009 in zaak nr.
200805817/1/M2is het besluit tot vaststelling van hogere waarden vanwege de voorgenomen wijziging of aanleg van een (spoor)weg, of van de voorgenomen bouw van een woning of een ander geluidgevoelig gebouw of terrein, een noodzakelijke voorwaarde om de voorgenomen activiteit, eventueel na het nemen van vervolgbesluiten in het kader van de ruimtelijke ordening, te realiseren. Bij zo’n besluit zijn rechtstreeks de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. Nu [appellant] naast het perceel woont en zicht heeft op de daarop nieuw te realiseren woningen wordt hij derhalve rechtstreeks in zijn belangen geraakt door de realisering van de voorgenomen activiteit. Om die reden is hij belanghebbende bij het besluit tot het vaststellen van de hogere waarden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren.
2.4.    Nu het college de zienswijze van [appellant] tegen het ontwerpbesluit tot het vaststellen van hogere waarden ten onrechte niet bij de besluitvorming tot het vaststellen van hogere waarden heeft betrokken, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid genomen.
2.5.    Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.6.    Het college heeft bij brief van 16 mei 2012 aan [appellant] medegedeeld dat de in zijn zienswijze tegen het ontwerpbesluit tot het vaststellen van hogere waarden begrepen argumenten zijn behandeld in het kader van de procedure van het bestemmingsplan en het college verwijst voor de beantwoording hiervan naar de notitie "Commentaar op de zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Frankrijk-Vlierburgweg 4". Verder heeft het college medegedeeld dat de zienswijze van [appellant] geen aanleiding heeft gegeven het ontwerpbesluit tot het vaststellen van hogere waarden aan te passen.
De Afdeling stelt vast dat de in de zienswijze tegen het ontwerpbesluit tot het vaststellen van hogere waarden begrepen argumenten dezelfde zijn als de argumenten die [appellant] inzake de geluidsbelasting op de op het perceel voorziene vier woningen vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai in zijn zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren heeft gebracht. De inhoudelijke behandeling van de zienswijze tegen het ontwerpbesluit hogere waarden, wanneer die in het kader van de vaststelling van het bestreden besluit zou hebben plaatsgevonden zou, gezien de samenhang met de bespreking in het kader van het bestemmingsplan, gelijk zijn geweest aan de bespreking van de zienswijze ten aanzien van het bestemmingsplan die het college ter voorbereiding van het raadsbesluit met betrekking tot het bestemmingsplan heeft verricht. Voor de weerlegging van de beroepsgronden van [appellant] tegen het bestreden besluit heeft het college verwezen naar de weerlegging van de gelijkluidende gronden inzake de geluidsbelasting tegen het bestemmingsplan.
Gelet op het vorenstaande zal de Afdeling de beroepsgronden van [appellant] inhoudelijk bespreken met het oog op de vraag of er aanleiding is de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
3.    [appellant] betoogt dat de geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lorentz en de Newtonweg op de woningen hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en dat het college ten onrechte niet heeft gemotiveerd dat het niet mogelijk of wenselijk is om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelasting op de woningen beperken. In dit verband betoogt [appellant] dat in ieder geval één woning op een kortere afstand van de geluidsbronnen wordt gerealiseerd dan de bestaande woning, waardoor de mogelijkheden op het industrieterrein kunnen worden beperkt.
3.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat maatregelen om aan de ingevolge de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) met betrekking tot industrielawaai en 48 dB met betrekking tot wegverkeerslawaai te voldoen niet mogelijk zijn. Het plaatsen van een geluidscherm op de bestaande geluidswal en/of het aanleggen van een nieuwe geluidswal dan wel het aanbrengen van stil asfalt op de Newtonweg zijn volgens het college vanwege stedenbouwkundige en financiële motieven onwenselijk. Wel zal, zo stelt het college, bij elke woning minimaal één geluidsluwe zijde worden gerealiseerd met een buitenzijde en waaraan ten minste één slaapkamer grenst, waar de geluidsbelasting niet hoger is dan 48 dB(A). Voorts stelt het college dat in verband met de ligging van het perceel ten opzichte van de Newtonweg, de Vlierburgweg en de bestaande woningen aan de Vlierburgweg nauwelijks ruimte aanwezig is om met het bouwvlak op het perceel te schuiven en dat de vastgestelde hogere waarden geen extra beperking opleveren voor bedrijven op industrieterrein Lorentz.
3.2.    Ingevolge artikel 44 van de Wgh is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van de woningen binnen een krachtens artikel 40 van de Wgh vast te stellen zone 50 dB(A).
Ingevolge artikel 59, eerste lid, van de Wgh zijn met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, de artikelen 44 en 45 van de Wgh van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge de artikelen 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wgh is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 83, tweede lid, van de Wgh kan met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde de 63 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wgh zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover hier van belang, vindt het eerste lid slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein en de weg, van de gevel van de betrokken woningen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
3.3.    Voor de beoogde vier woningen op het perceel is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Akoestisch onderzoek Frankrijk, Vlierburgweg 4’ van 8 juni 2011 uitgevoerd door SAB (hierna: het rapport). Het rapport maakt deel uit van de toelichting van het bestemmingsplan. Uit het rapport blijkt dat, op basis van het akoestisch onderzoek ‘Akoestisch onderzoek: berekening gevelbelasting nieuwe woningen perceel Vlierburgweg 4 te Harderwijk vanwege het Verkavelingsmodel IT Lorentz’ van 17 mei 2011, uitgevoerd door regio Noord-Veluwe, de hoogste geluidsbelasting op de woningen vanwege industrieterrein Lorentz 54 dB(A) bedraagt en dat daarmee de ingevolge de Wgh ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van 50 dB(A) op alle woningen wordt overschreden. Voorts blijkt uit het rapport dat ten gevolge van de Newtonweg bij twee van de vier woningen de ingevolge de Wgh ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg van 48 dB met 1 onderscheidenlijk 2 dB wordt overschreden.
3.4.    Gegeven het onder 3.2 vermelde wettelijk kader kan het college bij overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting een hogere waarde vaststellen. Bij het vaststellen van hogere waarden geldt als voorwaarde dat toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoet. Het college verwijst hiervoor naar het akoestisch onderzoek ‘Bestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz te Harderwijk" van 15 november 2010 (hierna: rapport bedrijventerrein Lorentz), dat in opdracht van de gemeente Harderwijk door advies- en ingenieursbureau Buro Appel is opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat het geluid vanwege industrieterrein Lorentz alleen effectief te beperken is met een geluidscherm met een lengte van 910 meter en een hoogte van 15-20 meter. De realisering van een dergelijk geluidscherm op de bestaande geluidswal langs de Newtonweg, waarvan de kosten blijkens het rapport bedrijventerrein Lorentz ongeveer € 4.000.000,00 bedragen, ontmoet volgens dit rapport overwegende bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en landschappelijke aard.
Verder verwijst het college naar het door de gemeente Harderwijk opgestelde rapport van het akoestisch onderzoek ‘Onderzoek geluidmaatregelen Newtonweg’ van november 2011 (hierna: rapport Newtonweg), waaruit blijkt dat het ophogen van de bestaande geluidswal met een geluidscherm langs de Newtonweg met 1 meter een geluidreductie van 2 dB oplevert, waardoor aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg van 48 dB kan worden voldaan. De kosten voor het ophogen van de bestaande geluidswal met een geluidscherm bedragen blijkens het rapport Newtonweg € 100.000,00. Voorts blijkt uit het rapport Newtonweg dat de kosten van het vervangen van het huidige wegdek op de Newtonweg door een stiller asfalt type € 450.000,00 bedragen.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitgangspunten en conclusies van voornoemde rapporten onjuist zijn.
Het college stelt zich in navolging van de conclusies van voornoemde rapporten op het standpunt dat de kosten voor het realiseren van de in de rapporten genoemde maatregelen onevenredig hoog zijn ten opzichte van de daarmee te verkrijgen vermindering van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Lorentz en de geluidsbelasting vanwege de Newtonweg, mede in aanmerking genomen het beperkte aantal woningen. Ook is volgens het college het aanleggen van het benodigde geluidscherm niet wenselijk wegens het ruimtebeslag hiervan en vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt.
3.5.    Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college voldoende onderzocht en gemotiveerd heeft dat de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lorentz en de Newtonweg op de gevels van de betrokken woningen op het perceel tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is voor de toepassing van nadere maatregelen. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre geen toepassing heeft mogen geven aan zijn bevoegdheid om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Verder ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de te realiseren woningen een beperking voor op het industrieterrein Lorentz gevestigde bedrijven met zich brengen. Het betoog faalt.
4.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt gelet op rechtsoverweging 2.4 voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal gelet op rechtsoverweging 2.6 evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb geheel in stand blijven.
5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk van 15 mei 2012;
III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
159-772.