ECLI:NL:RVS:2013:BZ3982

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201206925/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor ophogen perceel te Millingen aan de Rijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 juni 2012, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het ophogen van een perceel te Millingen aan de Rijn ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college aan wijlen [vergunninghouder] op 19 april 2011, met als doel te voorkomen dat kwelwater op de weg zou lopen. Het college handhaafde deze vergunning na bezwaar van [appellant] op 15 november 2011.

De rechtbank oordeelde dat de vergunning zorgvuldig was verleend, maar [appellant] was het daar niet mee eens en stelde hoger beroep in. Tijdens de zitting op 26 februari 2013 betoogde [appellant] dat de rechtbank niet had ingegaan op zijn argument dat de vergunning onzorgvuldig was voorbereid, omdat de peilhoogte van het perceel niet was vermeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking had op een ophoging van 30 cm en dat het college op deze aanvraag had beslist. Het betoog van [appellant] werd verworpen, omdat hij de mogelijkheid had om handhaving te verzoeken als hij vreesde dat de ophoging meer dan 30 cm zou zijn.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 maart 2013, waarbij de beslissing werd genomen in naam der Koningin.

Uitspraak

201206925/1/A1.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Millingen aan de Rijn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 juni 2012 in zaak nr. 12/76 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Millingen aan de Rijn.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2011 heeft het college aan wijlen [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het ophogen van het perceel, plaatselijk bekend als [locatie] te Millingen aan de Rijn (hierna: het perceel), opdat kwelwater niet meer op de weg loopt.
Bij besluit van 15 november 2011 heeft het college het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 19 april 2011 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 5 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.M.F. Jansen, is verschenen.
Overwegingen
1.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn in beroep aangevoerde betoog dat de verleende omgevingsvergunning onzorgvuldig is voorbereid, nu daarin niet is vermeld wat de peilhoogte is van waaruit het perceel wordt opgehoogd.
1.1.    [appellant] heeft dit betoog terecht naar voren gedragen, nu in het aanvullend beroepschrift van 1 mei 2012 deze grond door hem is ingebracht, maar het betoog leidt niet tot het daarmee door hem beoogde doel. De aanvraag om omgevingsvergunning, die deel uitmaakt van de vergunning, ziet op het ophogen van het bestaande perceel met 30 cm. Het college heeft beslist op de aanvraag zoals deze is ingediend en dus uitsluitend daarvoor vergunning verleend. Indien [appellant] vreest dat de grond met meer dan 30 cm is verhoogd, kan hij het college verzoeken om handhaving.
Het betoog faalt.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann    w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
414-736.