ECLI:NL:RVS:2013:BZ3982
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor ophogen perceel te Millingen aan de Rijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 juni 2012, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het ophogen van een perceel te Millingen aan de Rijn ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college aan wijlen [vergunninghouder] op 19 april 2011, met als doel te voorkomen dat kwelwater op de weg zou lopen. Het college handhaafde deze vergunning na bezwaar van [appellant] op 15 november 2011.
De rechtbank oordeelde dat de vergunning zorgvuldig was verleend, maar [appellant] was het daar niet mee eens en stelde hoger beroep in. Tijdens de zitting op 26 februari 2013 betoogde [appellant] dat de rechtbank niet had ingegaan op zijn argument dat de vergunning onzorgvuldig was voorbereid, omdat de peilhoogte van het perceel niet was vermeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking had op een ophoging van 30 cm en dat het college op deze aanvraag had beslist. Het betoog van [appellant] werd verworpen, omdat hij de mogelijkheid had om handhaving te verzoeken als hij vreesde dat de ophoging meer dan 30 cm zou zijn.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 maart 2013, waarbij de beslissing werd genomen in naam der Koningin.