ECLI:NL:RVS:2013:BZ3979

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201206538/1/A3 en 201206555/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de hoger beroepen van [appellant] tegen de uitspraken van de rechtbank Dordrecht. De rechtbank had eerder de verzoeken van [appellant] om openbaarmaking van documenten afgewezen. De verzoeken waren gedaan naar aanleiding van besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 29 augustus en 1 september 2011, waarin de verzoeken om informatie over de aanstellingsredenen van inspecteurs van de Taskforce Huisvesting Arbeidsmigranten werden afgewezen. Het college stelde dat er geen documenten beschikbaar waren die de gevraagde informatie bevatten.

De rechtbank had de bezwaren van [appellant] ongegrond verklaard, en deze uitspraken werden door [appellant] bestreden in hoger beroep. Tijdens de zitting op 7 februari 2013 werd de zaak behandeld, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren. De Afdeling overwoog dat het college terecht had gesteld dat er geen documenten onder hen berustten die de gevraagde informatie bevatten. De rechtbank had bovendien juist geoordeeld dat het aan [appellant] was om aannemelijk te maken dat de documenten wel onder het bestuursorgaan berustten.

De Afdeling bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen ongegrond waren. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 13 maart 2013.

Uitspraak

201206538/1/A3 en 201206555/1/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
[appellant], wonend te Dordrecht,
tegen de uitspraken van de rechtbank Dordrecht van 5 juni 2012 in zaken nrs. 11/1571 en 11/1570 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluiten van 29 augustus 2011 en 1 september 2011 heeft het college de verzoeken van [appellant] om openbaarmaking van documenten afgewezen.
Bij besluiten van 7 november 2011 heeft het college de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 5 juni 2012 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft [appellant] hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 7 februari 2013, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Boukich, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur, wordt onder document een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat verstaan.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.    [appellant] heeft verzocht om de aanstellingsredenen, -gronden en/of motieven van twee inspecteurs van de Taskforce Huisvesting Arbeidsmigranten (hierna: de Taskforce) en de gronden en/of motieven om die inspecteurs over te plaatsen naar de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: de Omgevingsdienst).
Bij besluiten van onderscheidenlijk 1 september 2011 en 29 augustus 2011 heeft het college de verzoeken afgewezen, omdat er geen documenten beschikbaar zijn waarin de gevraagde informatie is opgenomen. Met betrekking tot de beweerdelijke overplaatsing heeft het college meegedeeld dat geen overplaatsing van de inspecteurs heeft plaatsgevonden.
3.    [appellant] betoogt in beide zaken dat de rechtbank ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat de gevraagde documenten er zijn. Hij voert hiertoe aan dat het feit dat beide inspecteurs volgens het college altijd voor de Omgevingsdienst zijn blijven werken niet betekent dat er geen, al dan niet interne, documenten zijn om het juridisch kader van de functie en/of de arbeidsverhoudingen aan te duiden. Bovendien heeft het college erkend dat de inspecteurs bij de Taskforce hebben gewerkt, aldus [appellant].
3.1.    De rechtbank heeft in beide zaken met juistheid overwogen dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 20 oktober 2010 in zaak nr.
201001965/1/H3volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet (of niet meer) onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de stelling van het college dat de gevraagde documenten met betrekking tot de Taskforce niet onder hem berusten niet ongeloofwaardig is, aangezien het college ter zitting bij de rechtbank te kennen heeft gegeven dat er geen officiële sollicitatieprocedure is geweest, maar dat de Taskforce een project betrof, waaraan medewerkers vrijwillig konden deelnemen. Met het overleggen van het "functieprofiel inspecteur kamerverhuur" heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het college de desbetreffende documenten wel onder zich heeft. Het functieprofiel heeft als doel aan de medewerkers kenbaar te maken aan welke eisen zij dienen te voldoen om bij de Taskforce werkzaam te zijn. Dat een dergelijk functieprofiel bestaat, betekent niet dat er tevens andere documenten bestaan waaruit volgt wat de gronden en motieven zijn om de desbetreffende inspecteurs in de Taskforce in te zetten. Ter zitting bij de Afdeling heeft het college medegedeeld dat de inspecteurs zijn aangesteld door middel van aanwijzingsbesluiten. Deze aanwijzingsbesluiten heeft het college niet aan [appellant] overgelegd, omdat daarin niet de door [appellant] gewenste motieven zijn opgenomen. De Afdeling ziet geen reden hieraan te twijfelen. Voorts zijn de inspecteurs niet overgeplaatst, nu zij altijd in dienst zijn gebleven van de Omgevingsdienst. Ten aanzien van de gronden om de werkzaamheden van de inspecteurs bij de Taskforce te beëindigen, heeft het college ter zitting bij de rechtbank gesteld dat beide inspecteurs, na twee jaar in de Taskforce te hebben gewerkt, vrijwillig zijn teruggekeerd in hun oude functie bij de Omgevingsdienst. Hetgeen [appellant] betoogt, maakt dan ook niet dat de rechtbank ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat de door hem gevraagde stukken wel onder het college berusten.
Het betoog faalt.
4.    De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
582-773.