201210786/1/A2.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2012 in zaak nrs. 12/9808 en 12/10010 in het geding tussen:
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Bij besluit van 9 juli 2012 heeft de minister aan [appellante] medegedeeld dat haar aanmelding voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden voor het studiejaar 2012-2013 als vervallen wordt beschouwd.
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2012, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. drs. L. Roumen, advocaat te 's-Gravenhage, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 7.57b, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs (hierna: de WHW) deelt de minister degenen die op grond van artikel 7.24, eerste of tweede lid, inschrijving verlangen voor een opleiding waarvoor een toelatingsbeperking van kracht is, aan de hand van het behaalde gemiddelde eindexamencijfer in vijf klassen in.
Ingevolge het tweede lid hebben de in het eerste lid bedoelde klassen als grenzen:
a. hoger dan of gelijk aan 8,
b. lager dan 8, maar hoger dan of gelijk aan 7,5,
c. lager dan 7,5 maar hoger dan of gelijk aan 7,,
d. lager dan 7 maar hoger dan of gelijk aan 6,5 en
De klassen b tot en met e worden aangeduid als lotingsklassen.
Ingevolge artikel 7.57c, eerste lid, verstrekt de minister een bewijs van toelating aan degenen die zijn ingedeeld in de klasse, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder a.
Ingevolge het tweede lid verstrekt de minister aan degenen die in de lotingsklassen, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder b tot en met e, zijn ingedeeld, en die door het lot zijn aangewezen, een bewijs van toelating.
Ingevolge artikel 7.57d wordt, indien de selectieprocedure door meer dan één universiteit wordt verzorgd, de selectieprocedure voor die opleidingen gezamenlijk uitgevoerd. Daarbij worden de artikelen 7.57b en 7.57c toegepast, met inachtneming van het tweede en derde lid. De gegadigden delen aan de minister de volgorde van hun voorkeur voor universiteiten mede.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs (hierna: de Regeling), geschiedt de loting door een notaris.
Ingevolge het tweede lid kent de notaris iedere gegadigde een willekeurig lotnummer toe.
Ingevolge artikel 17 wordt de gegadigde met inachtneming van artikel 7.57b, eerste, tweede en vierde lid, van de wet in die lotingsklassen ingedeeld die hem op grond van zijn cijferlijst dan wel zijn getuigschrift, onderscheidenlijk zijn cijferlijsten of zijn getuigschriften, de grootste kans op inloting geeft.
Ingevolge artikel 21, vijfde lid, ontvangen de gegadigden die zijn uitgeloot, daarvan een schriftelijke mededeling. Indien een loting als bedoeld in artikel 22 plaatsvindt wordt daarvan tevens aan die gegadigden mededeling gedaan.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, heeft, indien blijkt dat alle gegadigden voor een bepaalde opleiding of een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, zijn geplaatst en er plaatsen voor die opleiding onbenut blijven, loting plaats onder gegadigden die voldoen aan de eisen bedoeld in artikel 7, die op grond van een loting voor een andere opleiding geen bewijs van toelating hebben gekregen, en die binnen veertien dagen na de mededeling, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, de minister schriftelijk hebben medegedeeld dat zij aan de eerstbedoelde loting wensen deel te nemen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kent de notaris aan de gegadigden een nieuw lotnummer toe.
Ingevolge artikel 23, eerste lid worden, indien blijkt dat alle gegadigden voor een bepaalde opleiding of een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, zijn geplaatst en er plaatsen voor die opleiding onbenut blijven na de loting bedoeld in artikel 22, deze open plaatsen zo veel mogelijk opgevuld door gegadigden die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 7, en die, doordat zij zich hebben aangemeld, wel hebben laten blijken belangstelling te hebben voor een plaats, maar die niet hebben voldaan aan de termijnen, genoemd in hoofdstuk 2.
Ingevolge artikel 24 vindt, indien na toepassing van de artikelen 22 en 23 nog plaatsen aan een bepaalde opleiding of een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, onbezet zijn gebleven, een derde loting plaats onder de gegadigden. Aan deze gegadigden kent de notaris alsnog een lotnummer toe.
2. Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de minister het door [appellante] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De minister heeft in dit besluit te kennen gegeven dat, indien er al van zou moeten worden uitgegaan dat het bezwaar ontvankelijk is en [appellante] aan de voorwaarden zou voldoen om te worden toegelaten tot de selectieprocedure voor de opleiding Geneeskunde voor het studiejaar 2012-2013, op basis van haar lotnummer en gemiddeld eindexamencijfer beoordeeld zou worden of zij in aanmerking komt voor een bewijs van toelating. Gelet op de hoogte van haar lotnummer 3909 zou zij daarvoor slechts in aanmerking komen met een gemiddeld eindexamencijfer van acht of hoger, waarvan geen sprake is.
3. [appellante] stelt belang te hebben bij het door haar ingestelde hoger beroep, omdat zij na ontvangst van haar diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs op 5 september 2012 door deelname aan een derde loting in september 2012 alsnog in aanmerking had kunnen komen voor een bewijs van toelating. [appellante] stelt dat een medewerker van DUO op
14 september 2012 heeft medegedeeld dat zij mocht deelnemen aan een derde loting, indien zij alle vereiste documenten uiterlijk diezelfde dag via de mail zou opsturen. Zij stelt dat zij dat heeft gedaan en verder aan alle gestelde voorwaarden voldoet.
3.1. De minister heeft ter zitting uiteengezet op welke wijze de lotings- en selectieprocedure heeft plaatsgevonden. Op 15 mei 2012 was de sluitingsdatum voor het aanmelden voor een lotingstudie en was DUO bekend met het aantal aanmeldingen voor de opleiding Geneeskunde. Begin juni 2012 kreeg elke gegadigde, waaronder [appellante], willekeurig een lotnummer toegekend op basis van een door de notaris getrokken letter- en cijfercombinatie. De studenten die de vereiste bewijsstukken tijdig instuurden en aan de voorwaarden voldeden om te worden toegelaten tot de selectieprocedure, werden vervolgens ingedeeld in een lotingsklasse op basis van het cijfergemiddelde van de vooropleiding. Studenten met een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger werden in klasse A geplaatst en rechtstreeks toegelaten. Studenten die niet in aanmerking kwamen voor rechtstreekse toelating namen deel aan de gewogen loting. De combinatie van lotnummer en lotingsklasse bepaalde of de student werd ingeloot of uitgeloot. Voor sommige opleidingen vindt na een eerste loting een tweede loting plaats, indien na een eerste loting nog plaatsen onbenut blijven. Daarvan was geen sprake bij de opleiding Geneeskunde, omdat na de eerste loting alle beschikbare plaatsen al benut waren.
3.2. [appellante] heeft zich op 28 januari 2012 aangemeld voor de selectieprocedure voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden voor het studiejaar 2012-2013. Anders dan [appellante], ziet de Afdeling, gelet op artikel 16 van de Regeling, geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de verklaringen van de minister dat aan [appellante] begin juni 2012 een willekeurig lotnummer is toegekend op basis van een door de notaris getrokken letter- en cijfercombinatie.
Anders dan [appellante], ziet de Afdeling evenmin grond voor twijfel aan de stelling van de minister dat voor de opleiding Geneeskunde geen derde loting heeft plaatsgevonden omdat na de eerste loting alle beschikbare plaatsen al bezet waren. Volgens een notitie van een telefoongesprek van een voormalige gemachtigde van [appellante] heeft een medewerkster van DUO op 14 september 2012 medegedeeld dat [appellante] nog zou kunnen meedoen aan de loting als zij op diezelfde dag nog de vereiste documenten per mail toestuurt. Deze notitie biedt, anders dan [appellante] heeft gesteld, geen grond voor twijfel aan de juistheid van de verklaring van de minister over de selectieprocedure voor de opleiding Geneeskunde. Dit geldt temeer, nu diezelfde medewerkster in een mailbericht van 18 september 2012 aan de voormalige gemachtigde van [appellante] heeft medegedeeld dat de opleiding Geneeskunde op 17 juli 2012 direct vol was. Dat [appellante] in een mailbericht van 14 september 2012 aan DUO als onderwerp ‘Derde Loting + Bijlage’ heeft vermeld en de medewerkster van DUO dit onderwerp in haar reacties hierop heeft laten staan, biedt evenmin grond voor de door [appellante] gestelde twijfel.
4. [appellante] beoogt met het door haar ingestelde hoger beroep te bereiken dat zij door deelname aan een derde loting alsnog in aanmerking komt voor een bewijs van toelating voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden voor het studiejaar 2012-2013. Nu een derde loting niet heeft plaatsgevonden, kan hetgeen zij wenst niet worden bereikt en heeft zij geen belang bij het hoger beroep.
5. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013