201207191/1/R4.
Datum uitspraak: 6 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer (hierna: [appellant]), beweerdelijk mede namens [appellant B], [appellant C] en [appellant D],
de raad van de gemeente Ameland,
verweerder.
Bij besluit van 21 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Nes - Strandweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant], beweerdelijk mede namens [appellant B], [appellant C] en [appellant D], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2012, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende], een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2013. Daar is [belanghebbende] gehoord, bijgestaan door mr. X. Visscher, advocaat te Alkmaar.
1. Het plan voorziet in de herbestemming van de locatie van de voormalige discotheek en omliggende percelen aan De Klonjes/Strandweg te Nes, gemeente Ameland. Het plan biedt, voor zover van belang, bouwmogelijkheden voor vijf recreatiewoningen op deze locatie.
2. [appellant] heeft in het beroepschrift vermeld dat het beroep mede namens [appellant B], [appellant C] en [appellant D] wordt ingediend. Daarbij heeft [appellant] geen machtiging of andere stukken overgelegd waaruit de gestelde vertegenwoordiging blijkt.
2.1. Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kunnen partijen zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De Afdeling kan, ingevolge het tweede lid, van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen.
Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan, indien niet aan de in artikel 6:5 of aan andere in de wet vervatte eisen voor het in behandeling nemen van beroep wordt voldaan, het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. Bij brief van 24 juli 2012 is [appellant] gewezen op het verzuim, waarbij [appellant] tot en met 21 augustus 2012 in de gelegenheid is gesteld dit te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard. De gestelde vertegenwoordiging is niet binnen voornoemde termijn aangetoond. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant] in verzuim is geweest.
Gelet hierop dient het beroep, voor zover beweerdelijk mede ingediend namens [appellant B], [appellant C] en [appellant D], niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. [appellant] betoogt dat de planprocedure opnieuw moet worden doorlopen aangezien hij gedurende de termijn dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag geen kennis heeft kunnen nemen van alle relevante stukken, nu via www.ruimtelijkeplannen.nl van de planregels alleen de artikelen 3 en 4 toegankelijk waren.
3.1. De raad erkent dat via www.ruimtelijkeplannen.nl alleen de artikelen 3 en 4 van de planregels raadpleegbaar waren, maar stelt dat [appellant] en eventuele andere belanghebbenden het ontwerpplan hebben kunnen raadplegen op de gemeentelijke website (www.ameland.nl) en dat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen op het gemeentehuis.
Daarnaast stelt de raad dat [appellant] na terinzagelegging van het ontwerpplan nog in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van de overige artikelen en dat hem de mogelijkheid geboden is om, indien gewenst, zijn zienswijze aan te vullen.
De raad is aldus van oordeel dat [appellant] en andere belanghebbenden in de gelegenheid zijn geweest om van alle aspecten van het ontwerpplan kennis te nemen.
3.2. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), voor zover hier van belang, wordt het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld.
3.3. De Afdeling overweegt dat in de periode dat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen geen wettelijke verplichting bestond om invulling te geven aan artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro door een ontwerpbestemmingsplan beschikbaar te stellen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Nu de raad onbetwist naar voren heeft gebracht dat het ontwerpplan beschikbaar is gesteld via de gemeentelijke website, geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat is gehandeld in strijd met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro.
Voorts is niet aannemelijk dat de omstandigheid dat daarnaast gedurende de periode dat het plan in ontwerp ter inzage heeft gelegen de regels bij het ontwerpplan slechts gedeeltelijk via www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar zijn gesteld een belemmering is geweest om op adequate wijze zienswijzen over het ontwerpplan naar voren te kunnen brengen.
Het formele bezwaar van [appellant] geeft dan ook geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit.
4. [appellant] betoogt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn zienswijze. In dat verband wijst hij er in het bijzonder op dat naar zijn mening de voorziene recreatiewoningen schade en hinder zullen veroorzaken en dat het plan niet in overeenstemming met eerder gepubliceerd gemeentelijk beleid is vastgesteld.
4.1. Het bezwaar van [appellant] over het gemeentelijke beleid komt er in hoofdzaak op neer dat volgens hem de gemeentelijke "Gebiedsvisie Strandweg Nes Ameland 2009" (7 januari 2010) vier nieuwe recreatiewoningen mogelijk maakt in het plangebied, terwijl het voorliggende plan een vijfde nieuwe recreatiewoning mogelijk maakt, tegenover onder meer zijn recreatiewoning.
De raad stelt zich op het standpunt dat hij uitdrukkelijk heeft gekozen voor een ruimtelijke benadering in plaats van een getalsmatige benadering. De raad acht de in het voorliggende plan opgenomen bebouwingsregels, waarbij voor recreatiewoningen, met inbegrip van bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geldt dat de maximaal toegestane oppervlakte 120 m² bedraagt en de onderlinge afstand ten minste 18 m zal bedragen, aanvaardbaar. Verder mogen geen vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen worden gebouwd, aldus de raad.
4.2. Ter zitting heeft [belanghebbende] toegelicht dat hij in het verleden het voornemen had om een recreatiewoning te realiseren en dat de raad tegemoet heeft willen komen aan bestaande voornemens tot realisering van een recreatiewoning. Dit is volgens [belanghebbende] bij vaststelling van de Gebiedsvisie tot uiting gekomen doordat de raad een motie heeft aangenomen waarin de raad het college van burgemeester en wethouders heeft verzocht in goed overleg met allen die eerder bouwplannen in het gebied hebben ingediend ten spoedigste een bestemmingsplanprocedure op te starten.
4.3. Volgens de besluitenlijst van de raadsvergadering op 14 december 2009 waarin de Gebiedsvisie is vastgesteld, nummer 5a, heeft de raad daarbij ingestemd met een amendement dat ertoe strekt dat een ruimtelijke benadering van het gewenste aantal recreatiewoningen beter is dan een getalsmatige benadering. Gelet hierop en met het oog op de toelichting van de raad op de invulling van het plangebied heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval niet zonder meer moet worden vastgehouden aan in de Gebiedsvisie genoemde aantallen recreatiewoningen voor het plangebied. Gelet op het voorgaande en gezien de onder 4.1 genoemde uitgangspunten die de raad heeft gehanteerd bij het vaststellen van bouwregels voor recreatiewoningen, geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad met het oog op het gemeentelijke beleid niet in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen om tegemoet te komen aan de wens van [belanghebbende] om op zijn gronden een recreatiewoning mogelijk te maken.
4.4. Voor zover [appellant] betoogt dat sprake is van een nadelige invloed van het plan op de waarde van onder meer zijn recreatiewoning, bestaat geen grond voor de verwachting dat een eventuele waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
4.5. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn.
5. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover beweerdelijk ingesteld namens [appellant B], [appellant C] en [appellant D];
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013