201112187/1/R1.
Datum uitspraak: 6 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Uitgeest,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Uitgeest,
het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest,
verweerder.
Bij besluit van 4 oktober 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Assum tussen 22 en 23 te Uitgeest" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2012, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. K. van Driel, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Rechtmaat, en het college, vertegenwoordigd door J. Beentjes en ing. R.A. Koelman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. W. Kattouw, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn door het college ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Bij tussenuitspraak van 8 augustus 2012, nr.
201112187/1/T1/R1, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 8 november 2012 heeft het college een nadere motivering gegeven voor het bestreden besluit.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de nadere motivering naar voren te brengen. Zij hebben hun zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
1. Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Uitgeest het bestemmingsplan "Wonen Zuid" vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn aan het perceel tussen Assum 22 en 23 de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" toegekend. Met deze aanduiding wordt wijziging van de bestemming "Agrarisch" naar de bestemming "Wonen" mogelijk gemaakt.
Bij uitspraak van 13 februari 2013 in zaak nr.
201205793/1/R1heeft de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" voor het perceel, vernietigd.
2. De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan in werking is getreden en daardoor in de plaats is getreden van het op grondslag van het vorige bestemmingsplan vastgestelde wijzigingsplan. Nu het bestemmingsplan, voor zover dat niet is vernietigd, als gevolg van de voormelde uitspraak onherroepelijk is geworden, komt geen betekenis meer toe aan het wijzigingsplan, zodat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen geen belang meer hebben bij een beoordeling van hun beroepen. Zo nodig kunnen zij beroep instellen tegen het besluit tot het nemen waarvan de Afdeling in de uitspraak van 13 februari 2013 opdracht heeft gegeven.
De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn niet-ontvankelijk.
3. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, ziet de Afdeling aanleiding het college ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van € 708,00 (zegge: zevenhonderdacht euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- [appellant sub 2] en anderen tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013