ECLI:NL:RVS:2013:BZ3383

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201200595/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen vergunning voor paintballinrichting na wijziging regelgeving

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van beroepen van verschillende appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik, waarbij een vergunning is verleend voor het oprichten en in werking hebben van een paintballinrichting. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 maart 2013 uitspraak gedaan. De appellanten, wonend in Wervershoof, hebben beroep ingesteld tegen de vergunning die op 28 december 2011 is verleend, na een eerdere vernietiging van een vergunning in 2011. De kern van de zaak draait om de vraag of de appellanten nog belang hebben bij hun beroepen, nu per 1 januari 2013 de regelgeving omtrent vergunningen voor paintballinrichtingen is gewijzigd. De Afdeling overweegt dat met de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit op 1 januari 2013, de vergunningplicht voor paintballinrichtingen is komen te vervallen. Dit betekent dat de appellanten geen procesbelang meer hebben bij de beoordeling van de vergunningverlening, aangezien de activiteiten vanaf die datum niet langer vergunningplichtig zijn. De Afdeling concludeert dat de beroepen van de appellanten niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen schade hebben geleden door het bestreden besluit en hun procesbelang is vervallen. De uitspraak benadrukt de impact van wijziging in wet- en regelgeving op lopende procedures en de noodzaak voor appellanten om hun belang bij een uitspraak aan te tonen.

Uitspraak

201200595/1/A4.
Datum uitspraak: 6 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Wervershoof, gemeente Medemblik,
2. [appellant sub 2] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Wervershoof, gemeente Medemblik,
3. [appellanten sub 3] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Wervershoof, gemeente Medemblik,
4. [appellante sub 4], gevestigd te Wervershoof, gemeente Medemblik en [appellante sub 4 B] en [appellante sub 4 C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 4]), beiden wonend te Wervershoof, gemeente Medemblik,
en
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het beoefenen van het paintballspel aan de Dorpsstraat 179a te Wervershoof.
Dit besluit is door de Afdeling bij uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr.
201007590/1/M1vernietigd.
Bij besluit van 28 december 2011 heeft het college opnieuw een vergunning verleend.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellante sub 4] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2012, waar namens [appellant sub 1], [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, namens [appellant sub 2], [appellant sub 2], [appellant sub 3], waarvan [appellant sub 3 C] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. L.C.A.C. Hoogewerf, advocaat te Hoorn, [appellante sub 4], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.D.M. Knegt en het college, vertegenwoordigd door C. Mellema en ing. R. Schuurman, beiden werkzaam bij de Milieudienst Westfriesland en mr. W. Smak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en R. van Vliet, verschenen.
Overwegingen
1. Alvorens aan de inhoud van de beroepen kan worden toegekomen, moet de vraag worden beantwoord of [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellante sub 4] belang hebben bij een uitspraak op hun beroepen.
1.1. Op 1 januari 2013 is in werking getreden het Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer) (hierna: het wijzigingsbesluit). Voorts is op die datum in werking getreden het Besluit van 14 september 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), waarbij de citeertitel van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is gewijzigd in Activiteitenbesluit milieubeheer.
Bij het wijzigingsbesluit zijn het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd.
In artikel II, aanhef en onderdeel G, aanhef en onder 12, van het wijzigingsbesluit is bepaald dat Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht als volgt wordt gewijzigd: categorie 19.4, onderdeel f, vervalt en onderdeel g wordt geletterd tot f.
In bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht categorie 19.4, onderdeel f (oud), stond het beoefenen van het paintballspel genoemd als vergunningplichtige activiteit.
1.2. Appellanten worden niet gevolgd in hun stelling dat ondanks het vervallen per 1 januari 2013 van bijlage I, onderdeel C, categorie 19.4, onderdeel f (oud), van het Besluit omgevingsrecht, paintballinrichtingen desalniettemin vergunningplichtig zijn gebleven omdat deze zijn aan te merken als ‘inrichtingen aangewezen voor het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk, met uitzondering van inrichtingen voor het traditioneel schieten’ als bedoeld in categorie 19.4, onderdeel f (nieuw).
De regelgever heeft bij de invoering van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb. 2007, 415) ervoor gekozen om in Bijlage 1, onderdeel cc, van dat besluit inrichtingen voor het beoefenen van het paintballspel te onderscheiden van inrichtingen voor het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk. Deze twee categorieën inrichtingen waren afzonderlijk genoemd in Bijlage 1, aanhef en onderdeel cc, onder 6o, onderscheidenlijk onder 7o, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht op 1 oktober 2010 is dit onderscheid voortgezet in categorie 19.4, onderdeel f (oud), onderscheidenlijk g (oud), van Bijlage I, van het Besluit omgevingsrecht. Het bij het wijzigingsbesluit schrappen van categorie 19.4, onderdeel f (oud), heeft dan ook niet tot gevolg dat inrichtingen voor het paintballspel thans desalniettemin vergunningplichtig zijn ingevolge categorie 19.4, onderdeel f (nieuw). Dit blijkt ook uit de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (Stb. 2012, 558, blz. 149), waarin is vermeld dat met de aanpassing van categorie 19.4 is beoogd inrichtingen voor het paintballspel niet langer vergunningplichtig te laten zijn.
De omstandigheid dat het college bij vergunningverlening ervan zou zijn uitgegaan, wat daarvan overigens ook zij, dat de inrichting van [vergunninghoudster] onder beide categorieën kon worden geschaard, doet hieraan niet af.
1.3. Artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer was aanvankelijk alleen van toepassing op het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer zoals dat per 1 januari 2008 in werking is getreden. Per 1 januari 2010 is, met het oog op de toen ingevoerde uitbreiding en latere uitbreidingen van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer, artikel 6.1 gewijzigd opdat het daarin vervatte overgangsrecht ook op die uitbreidingen van toepassing is. Daartoe bepaalt dit artikel, laatstelijk gewijzigd bij het wijzigingsbesluit, dat als voor een inrichting waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een deel daarvan op een activiteit in die inrichtingen, een vergunning in werking en onherroepelijk was, de voorschriften van die vergunning gedurende drie jaar na het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een deel daarvan op een activiteit in die inrichtingen als maatwerkvoorschriften worden aangemerkt, mits de voorschriften van die vergunning vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften.
Nu de bij het bestreden besluit verleende vergunning niet voor 1 januari 2013 onherroepelijk was, zijn er geen voorschriften die ingevolge artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften. Aangezien voor het overige geen relevant overgangsrecht bestaat, geldt dat voor de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten vanaf 1 januari 2013 geen vergunning is vereist. De door appellanten met hun beroepen beoogde vernietiging, geheel of gedeeltelijk, van het bestreden besluit heeft geen gevolgen voor de mogelijkheid om ter plaatse een paintball-inrichting te drijven. Vanaf meergenoemde datum gelden uitsluitend de rechtstreeks werkende voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Gelet hierop hebben appellanten geen belang meer bij beoordeling van de vraag of het college de vergunning heeft mogen verlenen, nu ook niet aannemelijk is geworden dat appellanten door het bestreden besluit schade hebben geleden. Derhalve is hun procesbelang vervallen.
2. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013
163-778.