201104668/1/R4.
Datum uitspraak: 6 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BG Installatie B.V., gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
2. [appellant sub 2], gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Bij besluit van 25 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Teylingen 's-Gravenzande" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben BG Installatie B.V. en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2012, waar [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E. van der Hoeven, en de raad, vertegenwoordigd door ing. A.A.J. Weisscher en R. Wanningen, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 27 juni 2012, nr.
201104668/1/T1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen dertien weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft verzocht de gestelde termijn te verlengen. Bij beschikking van 15 oktober 2012, nr. 201104668/1/T2/R4, heeft de Afdeling de termijn verlengd.
Bij brief van 1 november 2012 heeft de raad de Afdeling meegedeeld het plan bij besluit van 30 oktober 2012, nr. 162, te hebben gewijzigd.
Bij brieven van 14 november 2012 zijn [appellant sub 2] en [belanghebbende] in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak naar aanleiding van het beroep van BG Installatie B.V. overwogen dat hetgeen zij heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, en evenmin voor het oordeel dat het besluit van 25 januari 2011 anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Gelet hierop is het beroep van BG Installatie B.V. ongegrond.
2. Naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 2] heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat het plan, voor zover daarin de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" is toegekend aan het perceel van [appellant sub 2] aan de [locatie] te 's-Gravenzande, is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 25 januari 2011 in zoverre gegrond, zodat dat besluit op dit punt wegens strijd met de genoemde bepalingen dient te worden vernietigd. Het beroep is voor het overige ongegrond.
3. De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen alsnog nader onderzoek te verrichten naar de bedrijfsactiviteiten van [appellant sub 2], alsmede, op grond van de uitkomsten van dat onderzoek, alsnog toereikend te motiveren waarom, gezien de door [appellant sub 2] ondernomen activiteiten, beperking van de bedrijvigheid op zijn perceel aan de [locatie] te 's-Gravenzande tot activiteiten behorend tot ten hoogste categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten is aangewezen, dan wel het besluit op dit punt te wijzigen.
4. Bij het besluit van 30 oktober 2012 heeft de raad het plan gewijzigd door het toevoegen van een nadere aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 10" op het perceel van [appellant sub 2]. Daarbij is verder de tabel in artikel 4, lid 4.1, van de planregels zodanig gewijzigd dat daaruit volgt dat de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 10" tevens zijn bestemd voor bedrijven met SBI-code 281.1 of 284 B (constructiewerkplaatsen gesloten gebouw, respectievelijk smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke) uit ten hoogste categorie 3.2 van de bij het plan behorende staat van bedrijfsactiviteiten.
5. Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, van de Awb, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, brengt het aanhangig zijn van beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, wordt, indien een bestuursorgaan een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6:18, het beroep geacht mede te zijn gericht tegen het nieuwe besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt. De Afdeling merkt het besluit van 30 oktober 2012, waarbij het besluit van 25 januari 2011 is gewijzigd, aan als besluit als bedoeld in artikel 6:18. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, dient het beroep van [appellant sub 2] te worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 30 oktober 2012.
6. Met het besluit van 30 oktober 2012 is naar het oordeel van de Afdeling het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld.
7. Omdat is gekozen voor herstel door toevoeging van een specifieke aanduiding naast de algemene aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", die al in het op 25 januari 2011 vastgestelde plan was toegekend, bestaat aanleiding de rechtsgevolgen van dat plan voor het perceel van [appellant sub 2] in stand te laten. Op die manier wordt voorkomen dat deze algemene aanduiding voor het perceel niet langer geldt naast de specifieke aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 10", wat [appellant sub 2] in zoverre in een nadeliger positie zou kunnen brengen.
8. Het beroep van rechtswege van [appellant sub 2] tegen het besluit van 30 oktober 2012 is gezien het voorgaande ongegrond.
9. De raad dient op de hierna te melden wijze ten aanzien van [appellant sub 2] te worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Ten aanzien van BG Installatie B.V. bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2], tegen het besluit van de raad van de gemeente Westland van 25 januari 2011, nr. 006, gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt dat besluit voor zover het betreft de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", voor zover deze betrekking heeft op het perceel van [appellant sub 2] aan de [locatie] te 's-Gravenzande;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven;
IV. verklaart - het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Westland van 25 januari 2011 voor het overige, - het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Westland van 30 oktober 2012 geheel, en - het beroep van BG Installatie B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Westland van 25 januari 2011 eveneens geheel, ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 948,52 (zegge: negenhonderdachtenveertig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro) voor beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Westland aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Oudenaarden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013