ECLI:NL:RVS:2013:BZ2797
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning in polygame situatie
In deze zaak gaat het om de intrekking van de verblijfsvergunning van een vreemdeling door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris heeft in een besluit van 12 mei 2011 gesteld dat de vreemdeling gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van zijn oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. De vreemdeling had bij de indiening van zijn aanvraag op 6 maart 2000 moeten aangeven dat hij nog gehuwd was met zijn in Marokko verblijvende echtgenote. De staatssecretaris heeft betoogd dat het bestaan van deze polygame situatie de reden was voor de intrekking van de verblijfsvergunning. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak deze intrekking bevestigd, maar de vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 25 februari 2013 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was. De Raad concludeert dat het standpunt van de staatssecretaris, dat de polygame situatie zou hebben geleid tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag, geen grondslag vindt in het beleid. De staatssecretaris heeft niet duidelijk gemaakt op welke specifieke beleidsregels de intrekking was gebaseerd, en heeft daarmee niet voldaan aan de vereisten van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond.
De Raad van State heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en heeft bepaald dat het door de vreemdeling betaalde griffierecht moet worden terugbetaald. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de staatssecretaris bij besluiten die de verblijfsstatus van vreemdelingen beïnvloeden.