201211107/2/R4.
Datum uitspraak: 21 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 in samenhang met artikel 8:88, zoals deze luidden ten tijde van belang, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard,
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2012, in zaak nr.
201006615/1/R4.
Bij uitspraak van 7 november 2012, in zaak nr.
201006615/1/R4, heeft de Afdeling de besluiten van het college van 23 februari 2010 en 11 januari 2011 tot vaststelling van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van een aantal woningen te Valkenswaard vanwege de Europalaan, Zuidelijke Randweg, Leenderweg en Valkenierstraat te Valkenswaard vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Het college heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De stichting Stichting Belangengroep Europalaan e.o. Valkenswaard, [partij sub 1] en [partij sub 2] en [partij sub 3] en anderen hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, (oud) van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Het college stelt dat de Afdeling de zienswijzen van appellanten over de wijze waarop het college na de tussenuitspraak van 27 juni 2012, nr.
201006615/1/T1/R4, had beoogd de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 11 januari 2011 te herstellen pas na de uitspraak aan hem heeft toegestuurd. Hierdoor is het college niet in de gelegenheid geweest om op de zienswijzen te reageren. Het college is van mening dat het de zienswijzen had kunnen weerleggen en het eigen standpunt had kunnen verduidelijken, waardoor de Afdeling het besluit van 11 januari 2011 niet zou hebben vernietigd.
3. De Afdeling begrijpt het betoog van het college aldus dat de omstandigheid dat de zienswijzen niet vóór de uitspraak aan hem zijn toegezonden en het college hier derhalve niet mee bekend was, meebrengt dat aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, onder a en b (oud) van de Awb is voldaan. Daarmee is evenwel nog niet aan de voorwaarde van onderdeel c voldaan. Ook als bij de Afdeling eerder bekend was geweest dat de zienswijzen niet aan het college waren toegezonden, zou dit niet tot een andere uitspraak hebben geleid. De Afdeling neemt hiertoe in aanmerking dat de wet niet regelt dat een partij in de gelegenheid wordt gesteld op een ingediende zienswijze te reageren, dat de rechter een dergelijke mogelijkheid wel kan bieden, maar dat de Afdeling dat in deze zaak niet nodig heeft geoordeeld en het onderzoek heeft gesloten. Derhalve was het college, ook in het geval het de zienswijzen vóór de uitspraak had ontvangen, niet in de gelegenheid geweest om op de zienswijzen te reageren.
4. Voor zover het college de uitspraak op inhoudelijke gronden bestrijdt, overweegt de Afdeling dat het bijzondere rechtsmiddel herziening er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
5. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2013
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.