201110581/1/A4 en 201113043/1/A4.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Flamingo Beheer B.V. en andere (hierna in enkelvoud: Flamingo Beheer), alle gevestigd te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
appellanten,
de minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister),
verweerder.
Op 29 september 2011 en 16 december 2011 heeft Flamingo Beheer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op haar verzoek van 16 juli 2010 om de milieuvergunning van vliegbasis Gilze-Rijen voor een proefdraai-installatie geheel dan wel gedeeltelijk in te trekken.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft de minister het intrekkingsverzoek van Flamingo Beheer alsnog afgewezen.
Flamingo Beheer en de minister hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 13 april 2012, waar Flamingo Beheer, vertegenwoordigd door J. van Poppel, bijgestaan door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ziel, werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, bijgestaan door G.J. Gerritsen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de minister van Defensie, vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg, werkzaam bij het ministerie van Defensie, bijgestaan door J.H.P. de Gier, verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. De minister, de minister van Defensie en Flamingo Beheer hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken verder ter zitting behandeld op 11 december 2012, waar Flamingo Beheer, vertegenwoordigd door Van Poppel, voornoemd, bijgestaan door mr. Wolf, voornoemd, en de minister, vertegenwoordigd door mr. Ziel, voornoemd, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de minister van Defensie, vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Heusden, werkzaam bij het ministerie van Defensie, bijgestaan door De Gier, voornoemd, en ing. H.J. Hebinck, verschenen.
1. Vaststaat dat het besluit van 3 april 2012 niet geheel tegemoet komt aan de beroepen van 29 september 2011 en 16 december 2011. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben deze beroepen dan ook mede betrekking op dat besluit.
Het beroep van 29 september 2011
2. Niet gebleken is dat Flamingo Beheer nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van 29 september 2011, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het intrekkingsverzoek. Voor zover Flamingo Beheer heeft gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het uitblijven van een besluit op haar verzoek, heeft zij deze schade niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. Het beroep van 29 september 2011, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, is niet-ontvankelijk.
3. De minister heeft het intrekkingsverzoek in het besluit van 3 april 2012 zonder motivering afgewezen. Volgens de minister was het niet mogelijk om een motivering te geven, omdat de voor de vliegbasis Gilze-Rijen verleende milieuvergunning ten tijde van het nemen van het besluit van 3 april 2012 was gerubriceerd als Staatsgeheim confidentieel, zodat kennisneming daarvan door derden niet mogelijk was.
4. Op verzoek van de Afdeling zijn bij brieven van 1 en 7 juni 2012 de milieuvergunning en andere stukken met betrekking tot de vliegbasis Gilze-Rijen overgelegd. Daarbij hebben de minister en de minister van Defensie medegedeeld dat de rubricering "Staatsgeheim confidentieel" is vervallen en dat de stukken openbaar mogen worden gemaakt. De Afdeling acht, mede gelet op de korte periode tussen het besluit van 3 april 2012 en deze mededeling, aannemelijk dat reeds ten tijde van het nemen van dat besluit geen noodzaak meer bestond om de rubricering van de betrokken stukken als Staatsgeheim confidentieel te handhaven. Van de minister mocht in dit geval worden verwacht dat deze, alvorens het intrekkingsverzoek met de enkele verwijzing naar deze rubricering af te wijzen, zich er in overleg met de minister van Defensie van had vergewist dat handhaving van die rubricering nog noodzakelijk werd geacht. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de afwijzing van het intrekkingsverzoek in het besluit van 3 april 2012, in strijd met artikel 3:46 van de Awb, niet op een deugdelijke motivering berust. Het hierop betrekking hebbende betoog van Flamingo Beheer slaagt.
5. Voor zover de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat de activiteit proefdraaien op de vliegbasis Gilze-Rijen ook in de toekomst mogelijk moet blijven omdat deze activiteit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken die aan de krijgsmacht zijn opgedragen, heeft de minister hiermee niet alsnog deugdelijk gemotiveerd waarom het intrekkingsverzoek moet worden afgewezen. Dit verzoek heeft geen betrekking op de activiteit proefdraaien als zodanig, maar alleen op de in het verzoek genoemde proefdraai-installatie. De minister heeft niet gemotiveerd waarom de vergunning daarvoor niet ingetrokken zou kunnen worden.
6. Het beroep van 29 september 2011, voor zover gericht tegen het besluit van 3 april 2012, is gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd. De minister dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Het beroep van 16 december 2011
7. Het beroep van 16 december 2011 heeft, net als het beroep van 29 september 2011, betrekking op het niet tijdig nemen van een besluit op het intrekkingsverzoek en op het alsnog genomen besluit van 3 april 2012. Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan Flamingo Beheer belang heeft bij afzonderlijke beoordeling van het beroep van 16 december 2011. Het beroep van 16 december 2011 dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
8. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De gebrekkige besluitvorming en communicatie daarover door de minister hebben ertoe bijgedragen dat Flamingo Beheer op 16 december 2011 nogmaals beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Afdeling ziet hierin aanleiding niet alleen een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in verband met het beroep van 29 september 2011, maar ook van dat van 16 december 2011. De Afdeling ziet voorts aanleiding de minister op grond van artikel 8:74, eerste en tweede lid, van de Awb te gelasten het voor de behandeling van zowel het beroep van 29 september 2011 als het beroep van 16 december 2011 door Flamingo Beheer betaalde griffierecht te vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van 29 september 2011 niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;
II. verklaart het beroep van 29 september 2011 gegrond, voor zover het is gericht tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 3 april 2012;
III. vernietigt het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 3 april 2012;
IV. draagt de minister van Infrastructuur en Milieu op om binnen zes maanden na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit op het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Flamingo Beheer B.V. en andere te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V. verklaart het beroep van 16 december 2011 niet-ontvankelijk;
VI. veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Flamingo Beheer B.V. en andere in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.298,00 (zegge: twaalfhonderdachtennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
VII. gelast dat de minister van Infrastructuur en Milieu aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Flamingo Beheer B.V. en andere het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 604,00 (zegge: zeshonderdvier euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013