ECLI:NL:RVS:2013:BZ2507

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201208320/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Noordwijk aan Zee - Witte Mavoterrein en bezwaren tegen rioleringsbuis en onderkelderen

Op 26 juni 2012 heeft de raad van de gemeente Noordwijk het bestemmingsplan "Noordwijk aan Zee - Witte Mavoterrein" vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van vijftien woningen op een terrein waar voorheen een Mavoschool was gevestigd, en het behoud van een gymzaal. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Noordwijk, beroep ingesteld. De zaak is op 19 februari 2013 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. E. Singels, en de raad door F. van Asselt en C.F. Mulder.

De appellant richt zich tegen de dubbelbestemming "Leiding - Riool", die de aanleg van een rioleringsbuis op minder dan 1,5 meter van zijn zijmuur mogelijk maakt. Hij vreest schade aan zijn muur door de graafwerkzaamheden en betoogt dat de locatie ongeschikt is voor de rioleringsbuis vanwege losse zandgrond en boomwortels. Daarnaast is er bezwaar tegen de bestemming "Wonen" voor de mogelijkheid om een kelder te realiseren op minder dan drie meter van zijn perceel. De appellant stelt dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft laten verrichten naar alternatieve locaties en dat het bestemmingsplan onzorgvuldig tot stand is gekomen.

De raad verdedigt de keuze voor de locatie van de rioleringsbuis en stelt dat deze zorgvuldig is gekozen om inbreuk op toekomstige grondgebruik te minimaliseren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming beleidsvrijheid heeft en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de redelijkheid van de gekozen tracé voor de rioleringsbuis. De bezwaren van de appellant met betrekking tot de uitvoering van het plan worden als niet relevant voor deze procedure beschouwd.

Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat het beroep van de appellant ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 27 februari 2013.

Uitspraak

201208320/1/R4.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Noordwijk,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordwijk aan Zee - Witte Mavoterrein" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E. Singels, is verschenen.
Voorts is verschenen de raad van de gemeente Noordwijk, vertegenwoordigd door F. van Asselt en C.F. Mulder.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in een planologische regeling voor vijftien woningen op een terrein waar in het verleden een Mavoschool was gevestigd. Daarnaast voorziet het plan in het behoud van de reeds aanwezige gymzaal. Het plangebied is gelegen in het oosten van Noordwijk aan Zee.
2.    Het beroep van [appellant] richt zich tegen de dubbelbestemming "Leiding - Riool", voor zover deze voorziet in de aanleg van een rioleringsbuis op minder dan 1,5 meter afstand van zijn zijmuur. Hij vreest voor schade aan zijn muur door de graafwerkzaamheden die voor de aanleg van de rioleringsbuis zullen moeten worden uitgevoerd. [appellant] voert aan dat de locatie gelet op de losse zandgrond en de aanwezigheid van boomwortels ongeschikt is voor de rioleringsbuis en dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft laten verrichten naar alternatieve locaties.
[appellant] richt zich voorts tegen de bestemming "Wonen" voor zover deze voorziet in de mogelijkheid een kelder te realiseren op minder dan drie meter van zijn perceel. Hij vreest voor schade voortvloeiend uit graafwerkzaamheden bij het onderkelderen ter plaatse. De raad heeft volgens [appellant] toegezegd een onderzoek door een deskundige partij te laten verrichten naar de voorwaarden waaronder onderkelderd kan worden. [appellant] stelt dat de raad ten onrechte in plaats daarvan een second opinion heeft gevraagd, hetgeen volgens hem in strijd is met de door haar gedane toezegging. Het bestemmingsplan is volgens [appellant] gelet daarop onzorgvuldig tot stand gekomen.
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het tracé waar de rioleringsbuis is voorzien weloverwogen is gekozen. De raad stelt deze locatie te hebben gekozen om niet teveel inbreuk te maken op het toekomstige grondgebruik van de te verkopen kavels. Door het meten van de trillingen zal volgens de raad in de gaten gehouden worden dat geen normen worden overschreden bij de uitvoering van de werkzaamheden. De raad stelt voorts dat zowel voor als na het bouwrijp maken een schouw zal plaatsvinden zodat eventuele schade in kaart kan worden gebracht. Met betrekking tot het onderkelderen stelt de raad dat het aan de kopers van de voorziene woningen is dit zorgvuldig uit te voeren.
2.2.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft aangegeven de locatie waar de rioleringsbuizen zijn voorzien zorgvuldig te hebben gekozen. In het aangevoerde wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene tracé geschikt is voor de aanleg van rioleringsbuizen. Gelet daarop heeft de raad met het oog op de optimalisering van de gebruiksmogelijkheden van de percelen in het plangebied er in redelijkheid voor kunnen kiezen de rioleringsbuizen op het voorziene tracé mogelijk te maken. In het aangevoerde wordt gelet hierop geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de raad bij de locatiekeuze onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [appellant].
2.3.    Wat betreft de vrees van [appellant] voor schade van de graafwerkzaamheden gedurende de realisering van het plan overweegt de Afdeling dat dit bezwaar geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Ook onderzoek naar de voorwaarden waaronder onderkelderd kan worden heeft betrekking op de uitvoering van het plan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze bezwaren moet derhalve buiten beschouwing blijven.
2.4.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013
472-371.