ECLI:NL:RVS:2013:BZ2504

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201211425/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan West-Terschelling 2012

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 februari 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen de raad van de gemeente Terschelling en een verzoeker, wonend te West-Terschelling. Het verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 17 augustus 2012, waarbij het bestemmingsplan "West-Terschelling 2012" is vastgesteld. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2013, waar de verzoeker werd bijgestaan door R. Gorter MSc en de raad vertegenwoordigd was door H.T. Smit, werkzaam bij de gemeente.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de bebouwde kom van West-Terschelling. De verzoeker kan zich niet verenigen met het plan, omdat het in de weg staat aan de permanente bewoning van een bijgebouw op zijn perceel. Hij verzoekt om te voorkomen dat de gemeente handhavend optreedt tegen deze permanente bewoning.

De voorzitter concludeert dat schorsing van het plan niet kan leiden tot het gewenste resultaat, aangezien het vorige plan ook geen regeling voor permanente bewoning toestond. De voorzitter merkt op dat indien de gemeente besluit om handhavend op te treden, de verzoeker daartegen rechtsmiddelen kan aanwenden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de voorzitter het te verstrekkend acht om de door de verzoeker gewenste planregeling te treffen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 februari 2013.

Uitspraak

201211425/2/R4.
Datum uitspraak: 22 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te West-Terschelling, gemeente Terschelling,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "West-Terschelling 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door R. Gorter MSc, en de raad, vertegenwoordigd door H.T. Smit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bebouwde kom van West-Terschelling.
3.    [verzoeker] kan zich niet met het plan verenigen voor zover het eraan in de weg staat dat het bijgebouw op het perceel [locatie] permanent wordt bewoond. Met het verzoek beoogt hij te voorkomen dat door de gemeente handhavend wordt opgetreden tegen de permanente bewoning.
4.    De voorzitter stelt vast dat schorsing van het nu voorliggende plan niet kan leiden tot het door [verzoeker] gewenste resultaat, nu tussen partijen niet in geschil is dat het vorige plan evenmin voorzag in een planregeling die permanente bewoning van het bijgebouw bij recht toelaat. Of het gebruik voor permanente bewoning wordt beschermd door het overgangsrecht, zoals [verzoeker] betoogt, kan in deze procedure in het midden blijven. Voor zover een dergelijk gebruik op grond van het overgangsrecht in het voorheen geldende plan zou zijn toegestaan, valt het immers, gelet op hetgeen daarover in het voorliggende plan is bepaald, ook onder de beschermende werking van het overgangsrecht van dit plan. Voor zover het gebruik niet valt onder het overgangsrecht van het voorheen geldende plan, zal daartegen op grond van dat plan kunnen worden opgetreden. Schorsing van het nu voorliggende plan heeft dan ook geen gevolgen voor de mogelijkheid handhavend op te treden. De voorzitter merkt nog op dat indien het gemeentebestuur besluit om handhavend tegen het desbetreffende gebruik op te treden, [verzoeker] daartegen afzonderlijke rechtsmiddelen kan aanwenden.
Het treffen van een voorlopige voorziening die voorziet in de door [verzoeker] gewenste planregeling voor zijn perceel acht de voorzitter te verstrekkend, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak in beginsel niet zal kunnen voorzien in de vaststelling van een dergelijke planregeling.
5.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Oudenaarden
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2013
568-745.