ECLI:NL:RVS:2013:BZ2492

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201201002/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en aanspraak op voorschotten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 december 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit van 9 oktober 2009, waarbij de aan [appellant] over 2008 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag werden herzien en vastgesteld op nihil, staat centraal. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat [appellant] tussen 20 oktober 2008 en 1 januari 2009 geen aanspraak had op toeslag, omdat er in die periode geen overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau was. Dit werd onderbouwd met het feit dat het gastouderbureau waar [appellant] gebruik van maakte, per 20 oktober 2008 uit het register was geschrapt.

De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet in de gelegenheid was gesteld om alsnog een overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau over te leggen, wat volgens de wet vereist is voor het verkrijgen van kinderopvangtoeslag. [appellant] voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de schrapping van het gastouderbureau en dat de Belastingdienst/Toeslagen hem hierover had moeten informeren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde echter dat de Belastingdienst geen verplichting had om [appellant] te informeren over de beëindiging van de registratie van het gastouderbureau. De schrapping was op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt, waardoor [appellant] niet langer aanspraak kon maken op de toeslag.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 27 februari 2013.

Uitspraak

201201002/1/A2.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 december 2011 in de zaken nrs. 10/3484 en 11/1406 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] over 2008 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluiten van 2 en 18 september 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, voor het overige ongegrond en het voorschot 2008 vastgesteld op € 31.215,00.
Op 6 juli 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen dat besluit herzien en op 13 juli 2011 dat van 6 juli 2011, waarbij het voorschot 2008 ongewijzigd is gebleven.
Bij uitspraak van 9 december 2011, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 13 juli 2011, voor zover dat ziet op het jaar 2008, ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), zoals die luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien de gastouderopvang plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, is die bepaling van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 18, eerste lid van de Awir verstrekt een belanghebbende desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant] tussen 20 oktober 2008 en 1 januari 2009 geen aanspraak op toeslag - en derhalve evenmin op voorschotten daarvoor - had en daaraan ten grondslag gelegd dat er in die periode geen overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wko, was, nu het [gastouderbureau] te Gorinchem per 20 oktober 2008 uit het register van de gemeente Gorinchem is geschrapt.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld alsnog een overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau over die periode over te leggen.
3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 21 november 2012 in zaak nr.
201112456/1/A2), bestaat geen aanspraak op een voorschot kinderopvangtoeslag, indien geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, de basis van de kinderopvang vormt. Dit betekent dat degene die aanspraak op een voorschot maakt een akte van een overeenkomst, als in die bepaling bedoeld, moet overleggen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellant] bij brief van 27 juli 2009 om zodanige akte verzocht. Deze heeft een akte overgelegd van een overeenkomst met [gastouderbureau] te Gorinchem, welke ziet op de periode 15 april 2008 tot 1 januari 2009. Over 2008 heeft hij geen andere akte overgelegd. De rechtbank was niet gehouden hem daartoe in de gelegenheid te stellen.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij op of omstreeks 20 oktober 2008 de nodige stappen zou hebben moeten ondernemen om te voorkomen dat aan hem, bij wege van voorschot, kinderopvangtoeslag zou worden uitgekeerd. Onder verwijzing naar de uitspraak van 28 november 2012 in zaak nr.
201201029/1/A2wordt overwogen dat op de Belastingdienst/Toeslagen geen plicht rustte hem over de beëindiging van de registratie van [gastouderbureau] te Gorinchem te informeren. De schrapping van dit bureau uit het gemeentelijke register is op de wettelijk voorgeschreven wijze - door publicatie ervan in het huis-aan-huisblad - bekendgemaakt en brengt met zich dat de gastouderopvang niet langer plaatsvond door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau, zodat [appellant], gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wko, niet langer aanspraak op kinderopvangtoeslag, dan wel voorschotten daarvoor, had.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013
18-729.