ECLI:NL:RVS:2013:BZ2491

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201112449/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • E. Helder
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor woongebouw en parkeergarage in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2011, waarin de rechtbank de beroepen van de Vereniging Veerkracht en andere appellanten ongegrond verklaarde. De zaak betreft een bouwvergunning die op 15 september 2009 door het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-Zuid (thans stadsdeel Zuid) is verleend aan Amsprop B.V. en Lyppens B.V. voor de oprichting van een woongebouw met een parkeergarage aan de Hondecoeterstraat 10 te Amsterdam. De appellanten, waaronder de Vereniging Veerkracht, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar hun bezwaar werd door het dagelijks bestuur op 28 juni 2010 niet-ontvankelijk verklaard en ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellanten hoger beroep instelden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 april 2012 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn de appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde en M.B. de Roever, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, vertegenwoordigd door mr. G. van der Kuil, verschenen. Ook de vergunninghouders Amsprop B.V. en Lyppens B.V. waren aanwezig, vertegenwoordigd door mr. G.S. van der Linde.

In een tussenuitspraak van 1 augustus 2012 heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen om binnen acht weken het gebrek in het besluit van 28 juni 2010 te herstellen. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens op 25 september 2012 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van de appellanten opnieuw ongegrond werd verklaard. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 februari 2013 geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De Afdeling heeft het hoger beroep van de Vereniging Veerkracht ongegrond verklaard, maar het hoger beroep van [appellant] en anderen gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze het beroep van [appellant] en anderen ongegrond verklaarde. Het besluit van het dagelijks bestuur van 28 juni 2010 is vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De proceskosten zijn vergoed aan de appellanten.

Uitspraak

201112449/1/A1.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging Veerkracht, gevestigd te Amsterdam, en [appellant] en anderen, allen wonend, dan wel gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2011 in zaak nr. 10/3664 in het geding tussen:
1.    de vereniging
2.    [appellant] en anderen
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2009 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-Zuid, thans het stadsdeel Zuid, vrijstelling en bouwvergunning verleend aan Amsprop B.V. en Lyppens B.V voor het oprichten van een woongebouw met een parkeergarage met tien parkeerplaatsen, een ruimte met een maatschappelijke bestemming op de begane grond, acht woningen voorzien van een balkon aan de achterkant en een dakterras met bijbehorend hekwerk op het perceel aan de Hondecoeterstraat 10 te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 juni 2010 heeft het dagelijks bestuur het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van [appellant] en anderen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2011 heeft de rechtbank de door de vereniging en [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de vereniging en [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft bij brief van 8 februari 2012 nadere stukken ingediend.
De vereniging en [appellant] en anderen hebben bij brief van 10 april 2012 nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2012, waar de vereniging en [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en M.B. de Roever, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, vertegenwoordigd door mr. G. van der Kuil, zijn verschenen. Voorts zijn Amsprop B.V. en Lyppens B.V., vertegenwoordigd door mr. G.S. van der Linde, ter zitting verschenen.
Bij tussenuitspraak van 1 augustus 2012 in zaak nr.
201112449/1/T1/A1(hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen om binnen 8 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 25 september 2012 heeft het dagelijks bestuur een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] en anderen genomen.
[appellant] en anderen hebben een zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 49, eerste en zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze luidden ten tijde van belang, heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat in het welstandsadvies van 3 september 2008 van de Commissie voor Welstand en Monumenten (hierna: welstandscommissie) noch in de besluiten van 15 september 2009 en 28 juni 2010 wordt gemotiveerd waarom de eerder door de welstandscommissie gemaakte bezwaren zijn weggenomen met het gewijzigde bouwplan, terwijl het positieve welstandsadvies door [appellant] en anderen in bezwaar gemotiveerd is betwist. Gelet hierop en nu ook in het advies van Het Oversticht van 18 augustus 2010 te kennen is gegeven dat het voorgestelde bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand had het op de weg van het dagelijks bestuur gelegen deugdelijk te motiveren waarom het bouwplan, mede gelet op de door Het Oversticht aangevoerde punten, past in de omgeving en kon het zich niet baseren op het niet nader gemotiveerde positieve welstandsadvies van 3 september 2008. Het dagelijks bestuur is vervolgens opgedragen om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak het gebrek aan het besluit van 28 juni 2010 te herstellen op de in die uitspraak omschreven wijze. Daartoe wordt verwezen naar de overwegingen in de tussenuitspraak.
2.    Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 25 september 2012 het bezwaar van [appellant] en anderen nogmaals ongegrond verklaard onder verwijzing naar een advies van de welstandscommissie van 11 september 2012. Volgens dit welstandsadvies is in de beoordeling van 23 juli 2008 door de welstandscommissie bezwaar gemaakt tegen het maken van een kapverdieping die bestaat uit twee verdiepingen, aangezien het over twee bouwlagen doorlopende dakschild qua massa en verhouding niet passend is bij het onderliggende gevelvlak. In het plan dat op 3 september 2008 werd voorgelegd was de kapverdieping teruggebracht tot één verdieping met daarop een hekwerk ten behoeve van het dakterras. Het plan ging daarmee volgens de welstandscommissie terug naar de hoofdopzet van een plint met vier verdiepingen en een kap zoals op 28 mei 2008 door de commissie positief was beoordeeld. Ook de loggia was gewijzigd in twee smallere individuele loggia's waarmee tegemoet werd gekomen aan de opmerking van de commissie dat deze ondergeschikte elementen in het dakvlak dienen te zijn. Met deze wijzigingen was tegemoet gekomen aan de bezwaren tegen het bouwplan, aldus het advies van 11 september 2012. Voorts is de welstandscommissie ingegaan op de door Het Oversticht in het advies van 18 augustus 2010 aangegeven aspecten, te weten de bouwhoogte, de verstoring van de aanwezige ritmiek in de gevelwanden van de straat door het aantal bouwlagen, de dakbouw draagt niet bij aan de samenhang vanwege de omvang, de driedeling in de gevel alsmede de gevel van de begane grondlaag aan de straatzijde sluiten niet aan bij de plattegronden en functies.
3.    Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, van die wet, zoals deze luidden ten tijde van belang, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
4.    Voor zover de zienswijzen van [appellant] en anderen zien op onderwerpen die niet het onderwerp vormen van de door de Afdeling aan het dagelijks bestuur gegeven opdracht en de wijze waarop het dagelijks bestuur daaraan uitvoering heeft gegeven, zoals de door [appellant] en anderen gestelde overdracht van de bouwvergunning, overweegt de Afdeling dat daarover in de tussenuitspraak finale oordelen zijn gegeven, waarop slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan worden teruggekomen. Nu dat niet het geval is blijven deze zienswijzen buiten een inhoudelijke bespreking.
5.    [appellant] en anderen betogen dat het dagelijks bestuur niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daartoe verwijzen zij naar het advies van de Commissie Waterland-Staphorst van 7 november 2012 waarin te kennen is gegeven dat het aantal verdiepingen een verstoring van de gevelritmiek oplevert en dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand.
5.1.    De Afdeling stelt voorop dat de Commissie Waterland-Staphorst in haar advies van 7 november 2012 te kennen heeft gegeven dat de welstandscommissie in haar advies van 11 september 2012 de door Het Oversticht genoemde punten over de bouwhoogte, de dakopbouw en de driedeling van de gevel overtuigend heeft weerlegd. Het dagelijks bestuur heeft derhalve in zoverre terecht het positieve welstandsadvies aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. Voorts ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] en anderen voor het overige in hun zienswijze aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie heeft in haar advies van 11 september 2012 gemotiveerd gereageerd op het advies van Het Oversticht en uiteengezet waarom het bouwplan naar haar oordeel voldoet aan redelijke eisen van welstand en in dat verband terecht opgemerkt dat het bestemmingsplan forse toevoegingen op de bestaande woningen mogelijk maakt, waar in het kader van de welstandstoets niet aan voorbij kan worden gegaan. Voorts is in het welstandsadvies te kennen gegeven dat volgens de algemene criteria van de Welstandsnota verwacht mag worden dat de verschijningsvorm van een bouwwerk, in dit geval een woongebouw, een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. De welstandscommissie heeft de gevelindeling ook wat betreft het aantal verdiepingen, mede in dit kader, beoordeeld en heeft deze passend gevonden. Verder is de welstandscommissie in haar advies van 11 september 2012 in samenhang bezien met haar eerdere adviezen voldoende ingegaan op de materiaalkeuze en detaillering van de begane grondlaag van het bouwplan. Weliswaar wordt in de door [appellant] en anderen overgelegde adviezen een andere visie gegeven op het bouwplan dan de visie die is neergelegd in het advies van de welstandscommissie, maar dat brengt op zichzelf niet mee dat dat advies niet deugdelijk is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de in de welstandsnota neergelegde criteria naar hun aard niet in de weg staan aan uiteenlopende waarderingen van het bouwplan.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep voor zover ingesteld door de vereniging is, gelet op overweging 2.2.3 van de tussenuitspraak, ongegrond en voor zover ingesteld door [appellant] en anderen, gelet op overweging 2.7.3 van de tussenuitspraak, gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij het beroep van [appellant] en anderen ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.7.3 van de tussenuitspraak is overwogen, het beroep tegen het besluit van 28 juni 2010 van het dagelijks bestuur alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 25 september 2012 is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ongegrond.
7.    Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep voor zover ingesteld door de Vereniging Veerkracht ongegrond;
II.    verklaart het hoger beroep voor zover ingesteld door [appellant] en anderen gegrond;
III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2011 in zaak nr. 10/3664, voor zover daarbij het beroep van [appellant] en anderen ongegrond is verklaard;
IV.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van 28 juni 2010, kenmerk 09-227 gegrond;
V.    vernietigt dat besluit;
VI.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van 25 september 2012, kenmerk BD2012-003063 ongegrond;
VII.    veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1058,12 (zegge: duizendachtenvijftig euro en twaalf cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en voor het overige bestaande uit reiskosten en kosten van uittreksels uit openbare registers, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VIII.    gelast dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 752,00 (zegge: zevenhonderdtweeënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep en beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Montagne
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013
374-700.