ECLI:NL:RVS:2013:BZ1693

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201200424/1/T1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over vergunning woningonttrekking door De Kade Vastgoed B.V.

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 20 februari 2013, wordt het hoger beroep van De Kade Vastgoed B.V. behandeld. De zaak betreft een vergunning voor woningonttrekking die op 23 januari 2007 door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid is verleend, onder de voorwaarde van een financiële compensatie van € 176.904,00. Het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar van De Kade Vastgoed tegen een later besluit van 7 december 2010 ongegrond, waarop De Kade Vastgoed in beroep ging bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna De Kade Vastgoed hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 december 2012 ter zitting behandeld. De Kade Vastgoed was vertegenwoordigd door mr. H. Kaiser, terwijl het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door C.J. Kruissink. Tijdens de zitting werd een aanvullend stuk ingediend door het dagelijks bestuur.

De Raad van State overweegt dat het dagelijks bestuur ten onrechte het besluit van 7 december 2010 heeft genomen op basis van de regelgeving die gold ten tijde van de aanvraag, in plaats van de regelgeving die op dat moment van toepassing was. De vergunning voor woningonttrekking was verleend op basis van de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam Oud Zuid 2000, en niet op basis van de Huisvestingsverordening 2008. De Afdeling concludeert dat het besluit van 7 december 2010 in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en draagt het dagelijks bestuur op om het besluit te herstellen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de thans geldende wet- en regelgeving in acht moet worden genomen. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

201200424/1/T1/A3.
Datum uitspraak: 20 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Kade Vastgoed B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 in zaak nr. 11/417 in het geding tussen:
De Kade Vastgoed B.V.
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, voorheen: Oud-Zuid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van De Kade Vastgoed om een vergunning voor woningonttrekking ingewilligd onder de voorwaarde van het betalen van een financiële compensatie van € 176.904,00.
Bij besluit van 7 december 2010 heeft het dagelijks bestuur het door De Kade Vastgoed daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2011 heeft de rechtbank het door De Kade Vastgoed daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft De Kade Vastgoed hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2012, waar De Kade Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. H. Kaiser, advocaat te Utrecht en [directeur], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door C.J. Kruissink, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft het dagelijks bestuur ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze luidde ten tijde en voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge artikel 65, tweede lid, van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 (hierna: Huisvestingsverordening 2010), tweede lid, voor zover thans van belang, gelden vergunningen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften, voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige verordening verleend krachtens de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008 (hierna: Huisvestingsverordening 2008), als vergunningen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften, als bedoeld in de Huisvestingsverordening 2010.
Ingevolge het derde lid wordt, indien een bezwaarschrift wordt of is ingediend met betrekking tot een beslissing bedoeld in het tweede lid, op het bezwaar eveneens beslist met toepassing van de ten tijde van de aanvraag geldende bepalingen.
2.    Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
3.    Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. Artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bepaalt dat op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt.
Ten onrechte heeft het dagelijks bestuur, in afwijking van bovenstaande hoofdregel, het besluit van 7 december 2010 op grondslag van het ten tijde van de aanvraag geldende recht genomen. Uit artikel 65, tweede en derde lid, van de Huisvestingsverordening 2010, in onderlinge samenhang gelezen, volgt dat op het bezwaar dat is ingediend tegen een vergunning die is verleend krachtens de Huisvestingsverordening 2008 wordt beslist met toepassing van de ten tijde van de aanvraag geldende bepalingen. De aan De Kade Vastgoed verleende onttrekkingsvergunning is echter op 23 januari 2007 verleend op grond van de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam Oud Zuid 2000 en niet op grond van de Huisvestingsverordening 2008. Evenmin is een relevante overgangsrechtelijke bepaling in de Huisvestingsverordening 2008 opgenomen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat een vergunning verleend op grond van de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam Oud Zuid 2000 zou moeten gelden als een vergunning verleend op grond van de Huisvestingsverordening 2008. Gelet hierop is het overgangsrecht neergelegd in artikel 65 van de Huisvestingsverordening 2010, in dit geval niet van toepassing. De Afdeling ziet in de omstandigheden van deze zaak geen grond om bij gebreke van relevant overgangsrecht een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Het dagelijks bestuur had derhalve bij de heroverweging van het besluit van 23 januari 2007 de destijds geldende regelgeving, de Huisvestingsverordening 2010, moeten toepassen.
4.    De conclusie is dat het besluit van 7 december 2010 is genomen in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
5.    Nu de Huisvestingsverordening 2010 materieel verschilt van de ten tijde van de aanvraag geldende regelgeving, is het naar het oordeel van de Afdeling niet mogelijk om, na vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 7 december 2010, op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. Gelet op het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling daarom aanleiding het dagelijks bestuur op de voet van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen. Daartoe dient het dagelijks bestuur het door De Kade Vastgoed gemaakte bezwaar tegen het besluit van 23 januari 2007, te beoordelen op grond van de thans geldende wet- en regelgeving voor een aanvraag om een vergunning woningonttrekking, en de uitkomst van deze beoordeling in de vorm van een nieuw besluit op bezwaar aan de Afdeling toe te zenden.
6.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, op om binnen vier weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 7 december 2010, kenmerk 07-088, te herstellen door een nieuw besluit op het door De Kade Vastgoed B.V. gemaakte bezwaar te nemen en dit aan de Afdeling toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena    w.g. Klein
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013
176-591.