ECLI:NL:RVS:2013:BZ1657

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201300926/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor woonzorgboerderij in Heemskerk

Op 6 juli 2012 verleende het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk aan stichting Woonopmaat een omgevingsvergunning voor de bouw van een woonzorgboerderij en de realisatie van een in- en uitrit op het perceel Oosterweg te Heemskerk. Tegen deze beslissing heeft een groep verzoekers, bestaande uit [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], hoger beroep ingesteld. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van de verzoekers op 21 december 2012 ongegrond. Hierop hebben de verzoekers de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het hoger beroep.

De behandeling van het verzoek vond plaats op 7 februari 2013, waar de verzoekers en het college, vertegenwoordigd door G. Lukken, aanwezig waren. Ook stichting Woonopmaat, vertegenwoordigd door R. Schellevis, en stichting Reigershoeve, vertegenwoordigd door D. Smid, waren ter zitting aanwezig. De voorzitter, C.H.M. van Altena, heeft het verzoek beoordeeld. In zijn overwegingen benadrukte hij dat het oordeel van de voorzitter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Hij wees erop dat zolang de omgevingsvergunning niet in rechte onaantastbaar is, de vergunninghouder op eigen risico gebruik maakt van de vergunning. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.

Uitspraak

201300926/2/A1.
Datum uitspraak: 14 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], allen wonend te Heemskerk (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 21 december 2012 in zaken nrs. 12/3941 en 12/4003 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2012 heeft het college aan stichting Woonopmaat omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woonzorgboerderij en het realiseren van een in- en uitrit op het perceel Oosterweg te Heemskerk.
De rechtbank heeft het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2013, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door G. Lukken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting stichting Woonopmaat, vertegenwoordigd door R. Schellevis, en stichting Reigershoeve, vertegenwoordigd door D. Smid, als partijen gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Daarbij wijst de voorzitter erop dat zolang een vergunning niet in rechte onaantastbaar is, een vergunninghouder op eigen risico van een verleende vergunning gebruik maakt, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
3.    Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena    w.g. Van Leeuwen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2013
543.