ECLI:NL:RVS:2013:BZ1635

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201205547/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de stichting De Eenbes tegen de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo. De stichting had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de raad van 3 oktober 2011, waarin het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2010-2014 werd vastgesteld. Dit plan bevatte de keuze voor de vestiging van een dependance van basisschool 't Schrijverke in de nieuwbouwwijk Luchen. De stichting stelde dat de raad ten onrechte haar bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat de keuze voor de dependance een besluit was dat op rechtsgevolg was gericht.

De rechtbank 's-Hertogenbosch had in een eerdere uitspraak op 24 april 2012 het beroep van de stichting gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De Raad van State oordeelde dat de keuze voor de dependance niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, omdat het Integraal Huisvestingsplan slechts een indicatief plan was en niet op rechtsgevolg was gericht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de keuze voor de dependance een voorziening inhoudt waarvoor een aparte besluitvormingsprocedure geldt, en dat het IHP slechts een voorbereiding op die procedure was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de stichting ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij de vaststelling van huisvestingsplannen voor scholen en de rol van de gemeenteraad daarin.

Uitspraak

201205547/1/A2.
Datum uitspraak: 20 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting De Eenbes, Stichting voor Katholiek, Protestants-Christelijk en Interconfessioneel Primair Onderwijs (hierna: de stichting), gevestigd te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 april 2012 in zaak nr. 11/3751 in het geding tussen:
de stichting
en
de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo (hierna: de raad).
Procesverloop
De raad heeft op 4 juli 2011 het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2010-2014 (hierna: het IHP) vastgesteld. Daarbij heeft de raad, voor zover hier van belang, ten aanzien van het onderdeel nieuwe brede school Luchen uit de in het IHP genoemde twee scenario’s gekozen voor scenario 2 (dependance basisschool ’t Schrijverke).
Bij besluit van 3 oktober 2011 heeft de raad het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2012 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 oktober 2011 vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2013, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. F.J.J.M. Janssen, werkzaam bij OSG Advies, en , [voorzitter] van het college van bestuur van de stichting, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.A. Hoegee-Kjellevold, advocaat te Nijmegen, en H.L. Nijssen, werkzaam bij de gemeente Geldrop-Mierlo, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) draagt de gemeenteraad ten behoeve van scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling.
Ingevolge artikel 92, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1˚ en 2˚, worden voor toepassing van deze afdeling onder voorzieningen in de huisvesting begrepen voor blijvend onderscheidenlijk voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit nieuwbouw, een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan, verplaatsing van een bestaand gebouw of van een gedeelte daarvan, en uitbreiding van deze voorzieningen.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, dient het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst, een aanvraag voor opneming van die voorziening op het programma, bedoeld in artikel 95, in bij het college van burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, stelt het college, na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente, jaarlijks ten behoeve van het onderwijs op het grondgebied van de gemeente voor een door het college te bepalen tijdstip een programma als bedoeld in het tweede lid vast.
Ingevolge het tweede lid omvat het programma de voorzieningen in de huisvesting, bedoeld in artikel 92, die in het jaar na de vaststelling van het programma voor bekostiging in aanmerking zullen worden gebracht voor niet door de gemeente in stand gehouden scholen.
Ingevolge artikel 96 stelt het college gelijktijdig met het programma, bedoeld in artikel 95, ten behoeve van het onderwijs op het grondgebied van de gemeente voor een door het college te bepalen tijdstip een overzicht vast van die voorzieningen die zijn aangevraagd dan wel nodig zijn, die niet in het programma zijn opgenomen.
2.    Aan het besluit van 3 oktober 2011 heeft de raad ten grondslag gelegd dat het IHP niet op rechtsgevolg is gericht nu het slechts een indicatief plan is, zodat het geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3.    De rechtbank heeft het besluit van 3 oktober 2011 vernietigd, omdat de raad ten onrechte niet is ingegaan op het bezwaar van de stichting dat was gericht tegen de keuze van de raad om de basisschool ’t Schrijverke in de nieuwbouwwijk Luchen te vestigen. De rechtbank heeft evenwel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat ook de keuze voor een dependance van ’t Schrijverke niet op rechtsgevolg is gericht.
4.    De stichting betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in de gemeente Geldrop-Mierlo al jaren geen programma en overzicht als bedoeld in de artikelen 95 en 96 van de WPO meer is opgesteld. Nu de toekenning van krediet voor het realiseren van een voorziening in de huisvesting in de afgelopen jaren op basis van het integraal huisvestingsplan heeft plaatsgevonden, zijn de vaststelling van het IHP en de daarbij gemaakte keuze voor een dependance van ’t Schrijverke leidend voor die toekenning en daarom op rechtsgevolg gericht, aldus de stichting. Voorts stelt de stichting dat de rechtbank heeft miskend dat de raad in strijd heeft gehandeld met het verbod van détournement de procédure, omdat de raad door de keuze voor de dependance een besluit over de huisvesting heeft genomen dat niet overeenkomstig artikel 95 van de WPO tot stand is gekomen.
4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de keuze voor een dependance een voorziening inhoudt als bedoeld in artikel 92, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1˚, van de WPO, en dat voor toewijzing van die voorziening een aparte besluitvormingsprocedure geldt, neergelegd in artikel 95 van de WPO, waartegen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen openstaan. Het IHP en de daarin vermelde keuze voor een dependance van ’t Schrijverke moet worden aangemerkt als voorbereiding op voormelde besluitvormingsprocedure. Die voorbereiding is zelf niet gericht op rechtsgevolg. Nu de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de keuze van de raad voor een dependance niet als besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt, kan de stelling van de stichting dat de raad door die keuze in strijd heeft gehandeld met het verbod van détournement de procédure reeds daarom niet worden gevolgd. Dat de gemaakte keuze richtinggevend zal zijn bij de noodzakelijke besluitvorming of dat in de gemeente al jaren geen programma en overzicht als bedoeld in de artikelen 95 en 96 van de WPO is opgesteld, doet aan het voorgaande niet af.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013
362-752.