ECLI:NL:RVS:2013:BZ1626

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201211696/1/R1 en 201211696/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Herengracht 21, Muiden en de gevolgen voor privacy en parkeerdruk

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen het bestemmingsplan "Herengracht 21, Muiden". Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Muiden op 20 september 2012, voorziet in de bouw van een appartementengebouw met vier woningen. De appellant, wonend aan de Herengracht 23, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor inbreuk op zijn privacy en een verslechtering van zijn woon- en leefklimaat door de toename van bebouwing en parkeerdruk.

Tijdens de zitting op 29 januari 2013 zijn de appellant en de raad vertegenwoordigd door hun respectieve raadsleden verschenen. De appellant betoogde dat het bestemmingsplan een grotere goothoogte van 7 meter mogelijk maakt dan het eerdere bestemmingsplan "Stad Muiden", dat een maximale goothoogte van 4 meter toestond. De raad weerlegde dit door te stellen dat de bouwmogelijkheden onder het oude plan niet volledig waren gerealiseerd en dat de privacy van de appellant niet onevenredig zou worden aangetast.

De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid tot de vaststelling van het bestemmingsplan heeft kunnen komen. De privacy van de appellant is niet onbeperkt en de bouwmogelijkheden zijn in overeenstemming met de gebruikelijke situatie in de omgeving. Wat betreft de parkeerdruk stelde de raad dat de parkeernormen van het CROW zijn gevolgd en dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein zijn voorzien. De appellant's argumenten over de financiële uitvoerbaarheid van het plan werden eveneens verworpen, omdat de kosten door de initiatiefnemer van het appartementengebouw worden gedragen.

De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de goede ruimtelijke ordening van het plan en verklaarde het beroep ongegrond, terwijl het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201211696/1/R1 en 201211696/2/R1.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Muiden,
en
de raad van de gemeente Muiden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Herengracht 21, Muiden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. [appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 januari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. O.W. Wagenaar, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Chr.B.B. van Zanten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van een appartementengebouw met vier woningen op het perceel aan de Herengracht 21.
3.    [appellant] betoogt dat het plan op het perceel bebouwing mogelijk maakt met een grotere omvang dan in het plan "Stad Muiden" is geregeld. Volgens [appellant] voorziet het plan in een maximale goothoogte van 7 m, terwijl het bestemmingsplan "Stad Muiden" voorziet in een maximale goothoogte van 4 m en is het bouwvlak eveneens vergroot. Volgens [appellant] zal dit leiden tot een inbreuk op zijn privacy en aantasting van het woon- en leefklimaat op zijn perceel aan de Herengracht 23.
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat onder het bestemmingsplan "Stad Muiden" reeds een maximale goothoogte van 7 m geldt. Voorts is het volgens de raad onder dit plan toegestaan 50% van het achtererf te bebouwen zodat van een vergroot bouwvlak evenmin sprake is. De enige wijziging ten opzichte van het bestemmingsplan "Stad Muiden" is dat thans op het perceel vier woningen in plaats van één woning zijn toegestaan. Volgens de raad wordt de privacy en het woon- en leefklimaat van [appellant] hierdoor niet onevenredig aangetast.
3.2.    Vast staat dat het plan op het perceel een gebouw mogelijk maakt met een maximale goothoogte van 7 m. Voorts staat vast dat het thans op het perceel aanwezige gebouw een goothoogte heeft van 3 m. Dat het bestemmingsplan "Stad Muiden" volgens de raad op het perceel voorziet in vergelijkbare bouwmogelijkheden, betekent niet zonder meer dat de raad in redelijkheid tot de in het onderhavige plan opgenomen bouwmogelijkheden heeft kunnen komen. De onder het bestemmingsplan "Stad Muiden" voorziene bouwmogelijkheden zijn niet volledig verwezenlijkt. De raad dient bij het vaststellen van het onderhavige plan te beoordelen wat thans de gevolgen zijn van de in het plan opgenomen maximale bouwmogelijkheden.
3.3.    [appellant] betoogt terecht dat de in het plan voorziene toename in bouwvolume en aantal woningen op het perceel ten opzichte van de thans feitelijk aanwezige situatie kan leiden tot vermindering van zijn privacy en aantasting van zijn woon- en leefklimaat. De raad heeft dit onderkend en in zijn belangenafweging betrokken. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een zodanige aantasting van de privacy van [appellant] dat niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat het plangebied en het perceel van [appellant] zijn gelegen in een omgeving met veel woningen in het centrum van Muiden en dat een aanspraak op privacy per definitie niet onbeperkt is. Voorts zijn de in het plan voorziene bouwmogelijkheden in overeenstemming met hetgeen in de omgeving gebruikelijk is.
4.    [appellant] betoogt voorts dat het plan zal leiden tot een toename van parkeerdruk in de omgeving. [appellant] voert hiertoe aan dat het plan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen, omdat de raad heeft gerekend met een te lage parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Volgens [appellant] had de raad moeten rekenen met een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woningen, zoals hij heeft gedaan bij het bestemmingsplan "Schoutenwerf".
4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat hij bij het berekenen van de parkeerbehoefte is aangesloten bij de parkeernormen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw (hierna: het CROW). Volgens de raad wordt hierin voor de locatie waarin het plangebied is gelegen uitgegaan van een parkeerbehoefte van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Het plan voorziet in de aanleg van vijf parkeerplaatsen op eigen terrein. Volgens de raad is dit voldoende om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien en zal het plan niet leiden tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.
4.2.    Zoals de raad terecht stelt, wordt in de parkeernormen van het CROW voor woningen in het middensegment, gelegen in het centrum van een niet tot matig stedelijke omgeving, uitgegaan van een minimale parkeerbehoefte van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Dat de raad in een ander plan heeft gerekend met een grotere parkeerbehoefte, betekent, anders dan [appellant] betoogt, niet dat hij bij het onderhavige plan niet van voormelde parkeerbehoefte van 1,3 parkeerplaatsen per woning heeft kunnen uitgaan. De raad heeft toegelicht dat in het bestemmingsplan "Schoutenwerf" sprake is van woningen in het duurste segment. Zoals de raad terecht betoogt, wordt in de parkeernormen van het CROW voor dergelijke woningen uitgegaan van een hogere parkeerbehoefte. [appellant] heeft overigens niet gemotiveerd betoogd dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van een minimale parkeerbehoefte van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de raad zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan met vijf parkeerplaatsen op eigen terrein voorziet in voldoende parkeergelegenheid en dat het plan niet zal bijdragen aan een toename van de parkeerdruk in de omgeving.
5.    [appellant] betoogt ten slotte dat het plan niet financieel-economisch uitvoerbaar is. [appellant] voert hiertoe aan dat bij de gemeente Muiden sprake is van een slechte financiële situatie. Voorts voert [appellant] aan dat hij als gevolg van het plan minimaal € 100.000,00 planschade zal leiden.
5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan door de initiatiefnemer van het appartementengebouw wordt bekostigd. Voorts is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.
5.2.    In de plantoelichting staat dat de begeleiding van de planologische procedure door middel van het heffen van leges is gedekt. Daarnaast is het aanleggen van voorzieningen in het plangebied op kosten van de gemeente niet aan de orde en wordt het opstellen van het bestemmingsplan door de initiatiefnemer bekostigd. Voor de gemeente Muiden zijn derhalve geen kosten verbonden aan het opstellen en uitvoeren van dit bestemmingsplan, aldus de plantoelichting.
5.3.    Dat bij de gemeente Muiden volgens [appellant] sprake is van een slechte financiële positie, betekent niet zonder meer dat het plan niet uitvoerbaar is. Zoals volgt uit de plantoelichting, zullen de kosten die aan het plan zijn verbonden worden gedragen door de initiatiefnemer van het appartementengebouw. Voorts heeft de raad met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten waarin staat dat de initiatiefnemer het totale bedrag aan planschade zal compenseren. [appellant] heeft niet betoogd dat de initiatiefnemer van het plan de hiermee gepaard gaande kosten niet kan dragen. Voor zover [appellant] hiertoe verwijst naar de door hem overgelegde brief van makelaar A.E.P. Vlaanderen van 25 januari 2013, waarin staat dat de waardedaling van de woning van [appellant] minimaal € 100.000,00 zal zijn, leidt dit niet tot een ander oordeel. Zoals de raad terecht stelt, is het voormelde bedrag in de brief van 25 januari 2013 op geen enkele wijze onderbouwd, zodat hieraan niet de waarde kan worden gehecht die [appellant] daaraan wenst te zien gehecht. Daarbij geldt bovendien dat het bestemmingsplan "Stad Muiden" voorziet in bouwmogelijkheden die vergelijkbaar zijn met hetgeen het onderhavige plan mogelijk maakt. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd biedt gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand behoefde in te zien dat het plan financieel-economisch onuitvoerbaar is.
6.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
7.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep ongegrond;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Schaaf
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
523.