ECLI:NL:RVS:2013:BZ1327
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- N. Verheij
- A.M. den Dulk
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in vreemdelingenzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in eerste instantie door de rechtbank 's-Gravenhage niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Dit besluit, genomen op 16 september 2012, verplichtte de vreemdeling om de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en bevatte een inreisverbod. De vreemdeling stelde dat hij zijn beroepschrift tijdig, op 12 oktober 2012, ter post had bezorgd, maar dat de enveloppe met het poststempel niet meer in het dossier aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De Raad van State heeft de zaak opnieuw bekeken en vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op zondag 14 oktober 2012 eindigde, en dat deze termijn op basis van de Algemene termijnenwet verlengd werd tot maandag 15 oktober 2012. De Raad concludeerde dat het beroepschrift op 17 oktober 2012 door de rechtbank was ontvangen, maar dat de enveloppe met het poststempel, die de tijdige verzending zou kunnen bevestigen, verloren was gegaan. De Raad oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de vreemdeling aannemelijk had gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig ter post had bezorgd.
Daarom verklaarde de Raad het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 472,00, met de instructie dat de rechtbank hierover beslist. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2013.