ECLI:NL:RVS:2013:BZ1291

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110091/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • F.C.M.A. Michiels
  • J. Kramer
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-verlenging pleegcontract door Leger des Heils

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2011, waarin het beroep tegen een besluit van het Leger des Heils ongegrond werd verklaard. Het Leger des Heils had op 27 oktober 2010 aan [appellante] medegedeeld dat het pleegcontract voor de minderjarige, dat met haar was gesloten, niet zou worden verlengd. Dit besluit werd door [appellante] bestreden, maar het Leger des Heils verklaarde het bezwaar ongegrond op 10 januari 2011. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar [appellante] ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 september 2012 behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat het niet verlengen van het pleegcontract niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had dit niet onderkend, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van het Leger des Heils werd ook vernietigd. Het bezwaar tegen de brief van 27 oktober 2010 werd niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State heeft het Leger des Heils veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante] en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 februari 2013.

Uitspraak

201110091/1/A3.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2011 in zaak nr. 11/980 in het geding tussen:
[appellante]
en
het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering.
Procesverloop
Bij brief van 27 oktober 2010 heeft het Leger des Heils aan [appellante] medegedeeld dat het een met haar gesloten pleegcontract ten behoeve van [plegkind] (hierna: de minderjarige) niet zal verlengen.
Bij besluit van 10 januari 2011 heeft het Leger des Heils het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Leger des Heils heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar het Leger des Heils, vertegenwoordigd door mr. W.H. van Wijk, advocaat te Utrecht, en F.W. Bakker, werkzaam bij het Leger des Heils, is verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: Wjz), draagt een zorgaanbieder die pleegzorg aanbiedt, er zorg voor dat de verzorging en opvoeding van een jeugdige door een pleegouder geschiedt op basis van een pleegcontract tussen hem en de pleegouder, dat voldoet aan daaraan door onze ministers te stellen eisen.
2.    [appellante] is de oma van de minderjarige. Haar zoon is de vader van de minderjarige. De minderjarige woonde al geruime tijd bij [appellante] in huis. Met het Leger des Heils had zij een tijdelijk pleegcontract gesloten dat liep tot 1 oktober 2010. Omdat [appellante] zich volgens het Leger des Heils niet heeft gehouden aan afspraken over de rol van de vader in de opvoeding van de minderjarige, heeft het de brief van 27 oktober 2010 gestuurd.
3.    Ambtshalve overweegt de Afdeling dat het niet verlengen van een pleegcontract als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wjz, als zodanig niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, dient te worden aangemerkt. De brief van 27 oktober 2010 is dan ook geen besluit als bedoeld in bovengenoemd artikel. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
4.    Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep ingesteld tegen het besluit van 10 januari 2011 van het Leger des Heils gegrond verklaren en dit besluit vernietigen. Het bezwaar gemaakt tegen de brief van 27 oktober 2010 dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.    Het Leger des Heils dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2011 in zaak nr. 11/980;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, van 10 januari 2011;
V.    verklaart het door [appellante] gemaakte bezwaar tegen de brief van 27 oktober 2010 niet-ontvankelijk;
VI.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.    veroordeelt het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 379,00 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Klein
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
176-591.