ECLI:NL:RVS:2013:BZ1286

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112660/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Oude Dorpskern Voorburg 2011 en de bestemming Horeca

Op 13 september 2011 heeft de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg het bestemmingsplan "Oude Dorpskern Voorburg 2011" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [appellante], gevestigd te ‘s-Gravenhage, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 december 2012 ter zitting behandeld, waar [appellante] werd vertegenwoordigd door [directeur] en de raad door C.M.P. van Noort, werkzaam bij de gemeente.

De raad beoogde met het bestemmingsplan een actuele bestemmingsregeling voor de oude dorpskern van Voorburg. [appellante] was het niet eens met de aan haar perceel toegekende bestemming "Horeca", omdat deze bestemming volgens haar een onaanvaardbare inperking van de exploitatiemogelijkheden met zich meebracht in vergelijking met de eerdere bestemming "Gemengde Doeleinden". [appellante] voerde aan dat de exploitatie van het perceel als hotel-restaurant binnen de planperiode zal worden beëindigd en dat het moeilijk zal zijn om het perceel te verkopen met de beperkte horecabestemming.

De raad verdedigde dat de bestemming "Horeca" aansluit bij het bestaande gebruik van het perceel als hotel-restaurant. De Afdeling oordeelde dat het uitgangspunt van de raad om de gronden in het plangebied overeenkomstig het bestaande feitelijke legale gebruik te bestemmen niet onredelijk was. De Afdeling concludeerde dat er geen blijvende rechten aan een geldend bestemmingsplan kunnen worden ontleend en dat de raad op basis van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen kan vaststellen.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van [appellante] ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 13 februari 2013.

Uitspraak

201112660/1/R4.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te ‘s-Gravenhage,
en
de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Dorpskern Voorburg 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur] en de raad, vertegenwoordigd door C.M.P. van Noort, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Met het plan beoogt de raad te voorzien in een actuele bestemmingsregeling voor de oude dorpskern van Voorburg. Het plan is volgens paragraaf 2.3 van de plantoelichting in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan.
2.    [appellante] kan zich niet verenigen met de aan haar perceel aan [locatie] te Voorburg toegekende bestemming "Horeca". Zij betoogt dat deze bestemming een onaanvaardbare inperking van de exploitatiemogelijkheden tot gevolg heeft in vergelijking tot de ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Herziening Oude Dorpskern Voorburg" geldende bestemming "Gemengde Doeleinden". Zij voert daartoe aan dat de exploitatie van het perceel als hotel-restaurant binnen de planperiode zal worden beëindigd en dat het niet eenvoudig zal zijn om het perceel te verkopen, nu de daaraan toegekende bestemming is beperkt tot een horecabestemming. Zij wijst er verder op dat het betrokken pand is aangewezen als rijksmonument. Het is daarom noodzakelijk dat aan het pand een ruimere bestemming wordt gegeven dan de bestemming die is toegekend.
3.    De raad stelt zich blijkens het verweerschrift op het standpunt dat uitgangspunt van het bij het bestreden besluit vastgestelde plan is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het bestaande feitelijke gebruik van panden en percelen. De bestemming "Horeca" sluit volgens de raad aan bij het bestaande gebruik van het perceel aan [locatie] als hotel-restaurant. De raad wijst er in dit verband op dat om ter plaatse een hotel-restaurant mogelijk te maken, in het verleden gebruik is gemaakt van de daartoe in het destijds ter plaatse geldende bestemmingsplan "Herziening Oude Dorpskern Voorburg 1987" opgenomen bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor een hotel-restaurant. Volgens de raad heeft [appellante] eerst na het bestreden besluit tot vaststelling van het plan kenbaar gemaakt dat zij voornemens is de exploitatie van het pand voor horecadoeleinden binnen de planperiode te beëindigen, zodat de raad daar bij dat besluit geen rekening mee heeft kunnen houden.
4.    Aan het perceel aan [locatie] is, voor zover hier van belang, de bestemming "Horeca" toegekend.
Ingevolge artikel 14.1.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor horeca tot maximaal categorie 2 conform de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat van Horeca-activiteiten is in bijlage 1 van de planregels opgenomen.
5.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen.
Het uitgangspunt van de raad om de gronden in het plangebied overeenkomstig het bestaande feitelijke legale gebruik te bestemmen acht de Afdeling niet onredelijk. Daarnaast neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft aangegeven dat ruime bestemmingen zoals in het verleden werden gegeven niet langer worden toegekend en is aangegeven dat in geval van verkoop van het pand in de vorm van een principebesluit op korte termijn duidelijkheid kan worden gegeven over een aanvraag tot wijziging van het gebruik van het perceel. Tenslotte is niet aannemelijk geworden dat een ruimere bestemming nodig is om de monumentale waarde van het pand te beschermen.
Het betoog faalt.
6.    Het beroep van [appellante] is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Duursma
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
378.