ECLI:NL:RVS:2013:BZ1285

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207547/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Weidelanden vastgesteld door de gemeente Rijnwoude

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Weidelanden" dat op 31 mei 2012 door de raad van de gemeente Rijnwoude is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, beiden wonend in Hazerswoude-Dorp, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 december 2012. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan niet voldoet aan de behoefte aan woningen en dat de locatie van de brandweerkazerne niet goed gekozen is. De raad heeft echter onderbouwd dat er behoefte is aan de woningen, gebaseerd op rapporten die een woningbouwprogramma voor de gemeente Rijnwoude schetsen. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan de woningen en dat de locatie van de brandweerkazerne in overeenstemming is met provinciaal beleid. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat hun belangen rechtstreeks door het bestemmingsplan worden geraakt, met name omdat de afstand tot het plangebied te groot is. De Afdeling verklaart het beroep van de tweede appellant niet-ontvankelijk en het beroep van de eerste appellant ongegrond. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 13 februari 2013.

Uitspraak

201207547/1/R4.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1],
2.    [appellant sub 2],
beiden wonend te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude,
en
de raad van de gemeente Rijnwoude,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Weidelanden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2012, waar [appellant sub 2] en [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door W.P. Kaandorp en I. Leuven, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door ing. J.C. de Vries.
Overwegingen
Algemeen
1.    Het bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor het realiseren van ongeveer 210 woningen in vier woonblokken en een brandweerkazerne ten zuiden en ten westen van de begraafplaats te Hazerswoude-Dorp. Het plangebied wordt begrensd door de N209 in het oosten, agrarische gronden aan de zuid- en westzijde en bebouwing aan de Jan Steenstraat en Jan van Eycklaan aan de noordzijde.
Ontvankelijkheid
2.    Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.    Het perceel van [appellant sub 2] aan [[locatie 1] te Hazerswoude-Dorp bevindt zich op een afstand van ongeveer 600 meter van de grens van het plangebied. Mede gelet op de aard en de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is deze afstand te groot om in dit geval een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van [appellant sub 2] rechtstreeks door het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt geraakt. De enkele omstandigheid dat [appellant sub 2] het voornemen heeft om woningbouw te ontwikkelen op nabij het plangebied gesitueerde gronden van [appellant sub 1], is daarvoor onvoldoende. [appellant sub 2] heeft deze gronden niet in eigendom. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat [appellant sub 2] aan de tussen de gemeente Rijnwoude en [appellant sub 1] en [appellant sub 2] als gevolg van een mediationtraject op 11 juli 2008 gesloten vaststellingsovereenkomst (hierna: vaststellingsovereenkomst) een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang kan ontlenen. In deze overeenkomst zijn afspraken vastgelegd over gerechtelijke procedures die thans niet aan de orde zijn, over het perceel van [appellant sub 2] aan [[locatie 1] en over percelen van [appellant sub 1].
2.2.    De conclusie is dat [appellant sub 2] geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro geen beroep kan instellen.
Toepassing Crisis- en herstelwet
3.    [appellant sub 1] heeft zijn beroepsgrond over het toepassen van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) ter zitting ingetrokken. Niet in geschil is dat de Chw van toepassing is.
Woningbehoefte
4.    [appellant sub 1] betoogt dat geen behoefte bestaat aan de woningen waarin het bestemmingsplan voorziet. Hij voert daartoe aan dat in de gemeente voldoende woningen beschikbaar zijn.
4.1.    De raad heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat behoefte bestaat aan de woningen, verwezen naar het in 2010 opgestelde rapport "Onderscheidend wonen in de Tuin van de Randstad, Realistisch woningbouwprogramma voor eigen behoefte en vestigers" en het rapport "Woningmarktonderzoek, Bouwsteen voor energieke kernen" van 3 november 2011. Daarin staat dat voor de periode tot 2021 voor de gemeente Rijnwoude een productie van ongeveer 1150 woningen nodig is om aan de woningbehoefte te voldoen. In het rapport "Actualisatie woonvisie" van 22 mei 2012 is voorts een indicatie van de marktopnamecapaciteit voor Hazerswoude-Dorp gegeven van 325-375 woningen voor de periode 2012-2021. Volgens de raad is de locatie waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, één van de meest belangrijke locaties om te kunnen voorzien in de woningbehoefte. [appellant sub 1] heeft deze rapporten inhoudelijk niet weerlegd.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de woningen waarin het bestemmingsplan voorziet.
Brandweerkazerne
5.    Het betoog van [appellant sub 1] richt zich tegen de locatie van de brandweerkazerne. Volgens hem is het goedkoper om de brandweerkazerne op een andere locatie dan de in het plan voorziene locatie te realiseren.
5.1.    Het plan voorziet ten zuiden van de begraafplaats en ten westen van de N209 in de vestiging van een brandweerkazerne. Aan de betrokken gronden is de bestemming "Bedrijf-Brandweerkazerne" toegekend.
5.2.    De raad dient bij het kiezen van een locatie voor de brandweerkazerne een afweging te maken tussen alle betrokken belangen, waaronder financiële belangen. Bij zijn keuze heeft de raad beleidsvrijheid. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij voor de in het plan voorziene locatie heeft gekozen in verband met provinciaal beleid dat bepaalt dat een functie als een brandweerkazerne binnen de provinciale bebouwingscontour moet worden gesitueerd. Volgens de raad zijn over de locatie met de provincie afspraken gemaakt. Verder heeft de raad naar voren gebracht dat de locatie is geprojecteerd aan de provinciale weg waardoor de brandweer snel zal kunnen uitrukken.
De Afdeling ziet gelet op het voorgaande in het enkele betoog van [appellant sub 1] dat een andere locatie goedkoper is, geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan de betrokken locatie de bestemming "Bedrijf-Brandweerkazerne" heeft mogen toekennen.
Ontsluiting noordelijke woonblokken
6.    [appellant sub 1] kan zich er niet mee verenigen dat de gereedgekomen woningen in de twee noordelijk gesitueerde woonblokken tijdens de verdere ontwikkeling van het plangebied zullen worden ontsloten op de Rembrandtlaan en de Dorpsstraat via de Frans Halsstraat, die als fietsroute door schoolkinderen wordt gebruikt, en de Jan van Eycklaan. Dit is volgens hem vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid niet verantwoord.
6.1.    Over de Jan van Eycklaan, die de tijdelijke ontsluiting van de noordelijke woonblokken zal zijn, is onbetwist gesteld dat deze zes meter breed is en in een 30 kilometer zone ligt. Gelet op deze omstandigheden en gelet op het aantal woningen dat in de eerste twee fasen zal worden gerealiseerd, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse geen onaanvaardbare verkeerssituatie ontstaat.
Ontsluiting op de N209
7.    [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de ontsluiting die is voorzien op de N209. Hij voert daartoe aan dat de in het bestemmingsplan geprojecteerde ontsluiting in de weg staat aan het realiseren van de ontsluiting van zijn gronden zoals is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst die hij heeft gesloten met de gemeente Rijnwoude. Hij brengt verder naar voren dat de ontsluiting die in het bestemmingsplan is voorzien zijn gronden doorkruist en gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van zijn agrarisch bedrijf. Volgens [appellant sub 1] is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en met het verbod van vooringenomenheid, omdat door middel van het bestreden besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wel medewerking is verleend aan bouwplannen waarbij projectontwikkelaar Ballast Nedam is betrokken, terwijl nog geen uitvoering is gegeven aan de tussen hem en de gemeente gesloten vaststellingsovereenkomst.
7.1.    In de vaststellingsovereenkomst staat dat de gemeente bereid is om mee te werken aan een bouwplan voor het oprichten van wooneenheden aan Zuiddijk 5A te Hazerswoude-Dorp, waar het bedrijf van [appellant sub 1] is gevestigd, en dat gestreefd zal worden naar verplaatsing van dat bedrijf naar een andere locatie. Voorts is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat de op te richten wooneenheden en het te verplaatsen bedrijf via de toekomstige rotonde bij de eerste tocht zullen worden ontsloten.
7.2.    Gelet op de door de wetgever in artikel 3.1 van de Wro aan de raad toegekende bevoegdheid om, in het belang van een goede ruimtelijke ordening, bestemmingsplannen vast te stellen na het volgen van de daartoe in deze wet dwingend voorgeschreven en met waarborgen omklede procedure, kan niet worden aanvaard dat de raad bij het leggen van bestemmingen zonder meer gebonden is aan een overeenkomst als de onderhavige. Wel is de overeenkomst, die namens de gemeente door een wethouder is ondertekend en die overigens wat betreft de hiervoor genoemde afspraken blijkens de bewoordingen daarvan slechts een inspanningsverplichting inhoudt, een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan in zijn overwegingen dient te betrekken.
7.3.    De bij het bouwplan voor de wooneenheden op Zuiddijk 5A en de verplaatsing van het bedrijf van [appellant sub 1] betrokken percelen maken geen onderdeel uit van het plangebied. Er bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan de uitvoering van hetgeen in zoverre in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen verhindert. De raad heeft ter zitting verder aannemelijk gemaakt dat de in het plangebied opgenomen ontsluiting van de twee zuidelijk gesitueerde woonblokken niet in de weg staat aan het realiseren van een ontsluiting van de op het perceel Zuiddijk 5A te bouwen wooneenheden en van het te verplaatsen bedrijf van [appellant sub 1] en dat een doorkruising van de percelen van [appellant sub 1] daarvoor niet nodig is. Het aangevoerde biedt daarom geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de locatie van de ontsluiting die in het bestemmingsplan is voorzien heeft kunnen kiezen. Niet is gebleken dat de ontsluiting zodanig nadelige gevolgen heeft voor het bedrijf van [appellant sub 1] dat tot een ander oordeel gekomen zou moeten worden.
7.4.    Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel en met het in artikel 2:4, eerste lid, van de Awb opgenomen verbod van vooringenomenheid heeft genomen, enkel omdat nog geen uitvoering is gegeven aan de genoemde in de vaststellingsovereenkomst opgenomen afspraken en Ballast Nedam betrokken is bij de ontwikkeling van de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningbouw.
Overig
8.    Aan het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is geen onderzoek van het bureau Vanderhelm Milieubeheer B.V. ten grondslag gelegd. Het betoog van [appellant sub 1] dat hij geen toestemming heeft gegeven om onderzoek te laten verrichten door dat bureau kan reeds daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
9.    De door [appellant sub 1] in geding gebrachte brieven van de advocaat van de gemeente over de gevolgen van het in de openbaarheid brengen van informatie gaan het bereik van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te buiten en kunnen daarom evenmin leiden tot vernietiging daarvan.
Conclusie
10.    Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. In hetgeen hij heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Duursma
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
378.