ECLI:NL:RVS:2013:BZ1274

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112037/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Motorshop te Nieuwolda en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan voor de vestiging van een motorwinkel met bijbehorende reparatiewerkzaamheden in Nieuwolda, vastgesteld door de raad van de gemeente Oldambt op 28 september 2011. Appellant sub 1 en appellanten sub 2 hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich zorgen maken over geluidshinder en de gevolgen voor de leefomgeving. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 september 2012 ter zitting behandeld. De appellanten betogen dat het akoestisch rapport niet ter inzage is gelegd en dat de geluidshinder niet adequaat is beoordeeld. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de geluidvoorschriften uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) kunnen worden nageleefd, maar de appellanten betwisten dit. De Afdeling oordeelt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan voldoet aan de geluidseisen en dat de afstand tot geluidsgevoelige gebouwen niet in acht is genomen. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad en draagt hen op om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde punten in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

201112037/1/R4.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Nieuwolda, gemeente Oldambt,
2.    [appellant sub 2 A], wonend te Groningen, en [appellant sub 2 B], wonend te Nieuwolda, gemeente Oldambt,
en
de raad van de gemeente Oldambt,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Motorshop [belanghebbende] te Nieuwolda" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2012, waar [appellant sub 1], bijgestaan door drs. M. Wagenaar vergezeld door ing. M.M.P. Vrancken, [appellanten sub 2], in de persoon van [appellant sub 2 A] bijgestaan door mr. R.J. Lievaart, en de raad, vertegenwoordigd door J.H. Samberg, O. Kunnen en J. de Kleine, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
Intrekking
1.       [appellanten sub 2] hebben ter zitting de beroepsgrond dat het akoestisch rapport van 31 oktober 2008 niet ter inzage is gelegd en niet langs elektronische weg beschikbaar is gesteld, ingetrokken.
Het plan
2.       Het plan voorziet in de mogelijkheid tot vestiging van een motorwinkel met daaraan ondergeschikt reparatie van motoren op het perceel tussen [locaties] te Nieuwolda, ten behoeve van de verplaatsing van de motorwinkel op het achtererf van het woonperceel [locatie 1].
Geluid en gevaar
3.    [appellanten sub 2] betogen dat zij geluidhinder zullen ondervinden vanwege de werkzaamheden in de werkplaats en indirecte geluidhinder vanwege de verkeersaantrekkende werking van de motorwinkel. Voorts levert de beoogde ontwikkeling mogelijk gevaar op gelet op de bovengrondse dieselopslag in de nabijheid van het perceel. Zij wijzen erop dat de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen afstanden niet in acht zijn genomen en stellen dat daarom ter plaatse geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
[appellant sub 1] woont en werkt aan de [locatie 2], tegenover het plangebied, en vreest eveneens voor geluidhinder als gevolg van de voorziene motorwinkel. Onder verwijzing naar de door Noordelijk Akoestisch Adviesbureau opgestelde notities van 16 februari 2009 en 27 april 2011 en de rapportages van Akoestisch Adviesbureau Vrancken van 12 februari 2009 en 9 mei 2011 betwist hij de juistheid van het aan het plan ten grondslag liggende akoestisch onderzoek. Zo is de ligging van de bronpunten voor de berekening van het te verwachten geluid vanwege de nieuwe inrichting niet correct en zullen de pieken in het geluidniveau hoger zijn dan waarvan in het rapport is uitgegaan. De in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim) neergelegde geluidgrenswaarden zullen worden overschreden. Ook de gebruikers van het nabij het plangebied gelegen schoolgebouw zullen hinder ondervinden van het plan, zo betoogt [appellant sub 1].
3.1    De raad stelt onder verwijzing naar de ten behoeve van het plan uitgevoerde akoestische onderzoeken dat kan worden voldaan aan de geluidvoorschriften uit het Barim en dat daarom kan worden afgeweken van de in de VNG-brochure aanbevolen afstanden wat betreft het aspect geluid.
3.2    In opdracht van [belanghebbende] is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door WNP raadgevend ingenieurs. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in het rapport "Geluidsprognose nieuwbouw Motorshop [belanghebbende] te Nieuwolda" van 31 oktober 2008 (hierna: het akoestisch onderzoek van WNP).
De conclusie van dit rapport is dat aan de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus die op grond van het Barim zijn toegestaan kan worden voldaan als de deur in de oostgevel bij geluid producerende werkzaamheden maximaal 4 uur per dag geopend is. In de dagperiode wordt volgens dit rapport voldaan aan de maximale geluidniveaus, mede omdat de piekgeluiden vanwege voertuigbewegingen zijn uitgesloten van toetsing aan het Barim, nu deze bewegingen kunnen worden geschaard onder laad- en losactiviteiten. Als in de avondperiode geen voertuigen het terrein op- en afrijden wordt in de avondperiode ook voldaan aan de maximale geluidsniveaus.
De raad is van mening dat motorvoertuigbewegingen op het terrein van de motorwinkel niet kunnen worden geschaard onder laad- en losactiviteiten als bedoeld in het Barim, zodat de maximale geluidniveaus vanwege deze motorvoertuigbewegingen wel bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Gelet daarop is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting afkomstig van motorbewegingen op het bedrijfsterrein, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de door WNP raadgevende ingenieurs opgestelde notitie van 25 februari 2011(hierna: de notitie van WNP). In deze notitie staat dat door het plaatsen van een geluidscherm kan worden voldaan aan de geluidvoorschriften uit het Barim.
In het verweerschrift heeft de raad toegelicht dat de exploitant van de motorwinkel door middel van een maatwerkvoorschrift kan worden verplicht een geluidscherm te plaatsen. De raad acht het tevens mogelijk dat door middel van een maatwerkvoorschrift wordt vastgelegd dat niet met draaiende motor op het bedrijfsterrein mag worden gereden.
In de memo van 8 februari 2012 heeft de raad toegelicht dat bronmaatregelen de voorkeur hebben boven overdrachtsmaatregelen en dat daarom het voornemen bestaat om door middel van een maatwerkvoorschrift vast te leggen dat niet met draaiende motor op het bedrijfsterrein mag worden gereden.
3.3        Vast staat dat de woning aan de [locatie 3], waarvan [appellant sub 2 B] eigenaar is, op een afstand van slechts 4 meter is gelegen tot het bouwvlak van de voorziene motorwinkel en dat ook voor de op het perceel [locatie 4] aanwezige bebouwing niet de afstand wordt gehaald, zoals deze in beginsel volgt uit de toepassing van de VNG-brochure. De in de VNG-brochure opgenomen afstanden hebben evenwel een indicatief en globaal karakter. Afwijking van de in deze brochure opgenomen afstanden is mogelijk, maar dient te worden gemotiveerd en te worden afgewogen in het licht van het doel van deze normen, namelijk het voorkomen van milieuhinder in nieuwe situaties. De raad heeft onder verwijzing naar de ten behoeve van het plan uitgevoerde akoestische onderzoeken gesteld dat kan worden voldaan aan de geluidvoorschriften uit het Barim en dat daarom kan worden afgeweken van de in de VNG-brochure aanbevolen afstand wat betreft geluid. De raad heeft ter zitting bevestigd dat het voornemen bestaat om niet, zoals waarvan in het akoestisch onderzoek van WNP is uitgegaan, door plaatsing van een geluidscherm de geluidbelasting te beperken, maar door met een gedragsvoorschrift te waarborgen dat niet met draaiende motor op het bedrijfsterrein mag worden gereden. De raad heeft evenwel niet onderkend dat met een dergelijk voorschrift het geluid van startende en draaiende motoren wordt verplaatst van het bedrijfsterrein naar de openbare weg. Niet inzichtelijk is gemaakt welke (indirecte) geluidhinder voor de direct omwonenden de inrichting dan zal veroorzaken, inclusief de verkeersbewegingen van te repareren, dan wel gerepareerde motoren, die in het akoestisch onderzoek van WNP niet zijn verdisconteerd.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering.
3.4        [appellanten sub 2] betogen dat de raad niet heeft onderkend dat op het perceel van [appellant sub 2 B] aan de [locatie 4] waarop de bestemming "Maatschappelijk" rust niet alleen een geluidsgevoelig gebouw aanwezig is, maar dat ook sprake is van een geluidsgevoelig terrein, als gevolg waarvan ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder d, van het Barim de in tabel 2.17a van dit artikel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
3.4.1     In het op 17 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Nieuw-Scheemda, 't Waar en Nieuwolda" is aan het perceel [locatie 4] de bestemming "Maatschappelijk" toegekend, op grond waarvan ter plaatse onder meer maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, waaronder wordt verstaan: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De raad heeft gesteld dat een bij de bestemming "Maatschappelijk" behorend terrein geen geluidsgevoelig terrein is. Gelet op de ruime gebruiksmogelijkheden die deze bestemming toestaat, is deze stelling van de raad vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zonder nadere motivering onvoldoende en heeft de raad aldus onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat rekening is gehouden met de gevolgen van de in het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkeling voor het bij de op het aangrenzende perceel rustende bestemming "Maatschappelijk" behorende terrein.
3.5.       Wat betreft het aspect gevaar heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat kan worden afgeweken van de VNG-brochure, nu dat aspect met name een rol speelt bij grootschalige werkplaatsen voor de reparatie van motorfietsen, terwijl het plan voorziet in een kleinschalige motorwinkel waarbij reparatie en onderhoudswerkzaamheden ondergeschikt zijn aan de verkoop van motoren. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de ondergeschiktheid van de werkplaats aan detailhandel is gewaarborgd doordat in de plantoelichting een bouwtekening van de motorwinkel is opgenomen en met het plan is beoogd overeenkomstig deze bouwtekening maximaal een oppervlakte van 70 m² voor de werkplaats mogelijk te maken.
3.5.1     Uit artikel 3.1.6, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening volgt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een plantoelichting. Deze plantoelichting maakt geen deel uit van het plan. Aan de plantoelichting en de daarin opgenomen bouwtekening komt derhalve geen bindende betekenis toe. Nu de raad mede vanuit het oogpunt van veiligheid heeft beoogd een werkplaats van maximaal 70 m² mogelijk te maken, maar dit niet op de verbeelding, dan wel in de planvoorschriften tot uitdrukking heeft gebracht, is het plan in zoverre in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid vastgesteld en berust het in zoverre niet op een draagkrachtige motivering.
Parkeren
4.       [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] stellen verder dat de gevolgen van het plan voor de parkeersituatie onvoldoende zijn onderzocht. Zij wijzen erop dat in het rapport "parkeeronderzoek n.a.v. plannen tot opheffing parkeerterrein nabij [locatie 2], Nieuwolda" (hierna: het parkeeronderzoek), in opdracht van [appellant sub 1] opgesteld door verkeerskundig adviesbureau Quivium, wordt geconcludeerd dat een onveilige situatie zal ontstaan indien er geparkeerd wordt op de Hoofdstraat. [appellant sub 1] vreest voorts dat de omzet van zijn onderneming zal dalen als gevolg van de afname van het aantal openbare parkeerplaatsen aan de Hoofdstraat.
4.1        Als gevolg van het plan verdwijnen drie parkeerplaatsen. De raad stelt dat uit regelmatig onderzoek ter plaatse blijkt dat aan de Hoofdstraat altijd parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Indien nodig kunnen langs de Hoofdstraat evenwel extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Gelet daarop en op de kleinschalige aard van de mogelijk gemaakte ontwikkeling zal het plan niet leiden tot parkeerproblemen of verkeersonveiligheid. De raad stelt voorts dat de parkeerdruk in het verkeersonderzoek te hoog is aangemerkt, nu er daarin ten onrechte van is uitgegaan dat zes parkeerplaatsen verdwijnen en dat omwonenden veelal geen parkeergelegenheid hebben op eigen terrein. Uit verkeersongevallenanalyses blijkt voorts dat op de Hoofdstraat geen ongevallen plaatsvinden naar aanleiding van geparkeerde auto’s op de rijbaan, aldus de raad.
4.2    Gelet op de beperkte omvang van de voorziene ontwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen langs de Hoofdstraat, ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontwikkeling niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeerproblemen en verkeersonveilige situaties ter plaatse. Daarom bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de gevolgen van het vervallen van drie parkeerplaatsen voor de omzet van de winkel van [appellant sub 1].
Natuur
5.       [appellant sub 1] voert aan dat geen aandacht is besteed aan bestaande flora.
5.1    In paragraaf 4.6 van de plantoelichting staat dat een ecologische inventarisatie naar de natuurwaarden in het plangebied is uitgevoerd om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, in verband waarmee het plangebied op 12 augustus 2010 is bezocht door een ecoloog van Bügel Hajema Adviseurs. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) en dat het plan op dit punt uitvoerbaar is, zo staat in de plantoelichting. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad niettemin in redelijkheid op voorhand had moeten inzien dat de Ffw in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan.
Doorzichten
6.       [appellant sub 1] betoogt voorts dat het plan leidt tot aantasting van zijn uitzicht en van de doorzichten en weidse vergezichten van het dorp, waaraan bescherming toekomt volgens het door de raad vastgestelde dorpsontwikkelingsplan "Noordelijke dorpen" (hierna: het dorpsontwikkelingsplan).
6.1    De raad stelt dat de kwaliteit van de door- en vergezichten vooral tot uitdrukking komt in grotere openingen bij het lint van de Hoofdstraat en bij de waterlopen door het dorp, het Termunterzijldiep en het Nieuwe Kanaal. Volgens de raad is een kwaliteit van het dorp de doorgaande lintbebouwing als structuur, welke lintbebouwing wordt versterkt door de in het plan voorziene invulling van deels verhard terrein en deels opgaand groen.
6.2    Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen ernstige afbreuk wordt gedaan aan de doorzichten en weidse vergezichten van het dorp. De woning van [appellant sub 1] wordt omringd door bestaande lintbebouwing. De afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en het plangebied bedraagt ongeveer 10 m. Gelet hierop en op de maximaal toegestane bouwhoogte van 9 meter heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar zal worden aangetast als gevolg van het plan.
Uitvoerbaarheid
7.       [appellanten sub 2] stellen voorts dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat de plannen van [belanghebbende] niet overeenkomen met de bestemmingsomschrijving zoals neergelegd in artikel 3.1 van de planregels. Ingevolge dat artikel zijn de gronden met de bestemming detailhandel bestemd voor detailhandel, met daaraan ondergeschikt reparatie en onderhoud, terwijl de reparatiewerkzaamheden die in Motorwinkel [belanghebbende] zullen worden uitgevoerd volgens hen niet ondergeschikt zijn aan de detailhandelsfunctie, maar een zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten vormen. Zij betogen verder dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is gewaarborgd, nu geen bedrijfsplan is overgelegd en geen distributieplanologisch onderzoek is verricht.
7.1        De raad stelt dat de plannen van de initiatiefnemer overeenkomen met de bestemmingsomschrijving, nu [belanghebbende] het oogmerk heeft om ter plaatse een winkel met showroom en etalage als hoofdactiviteit te vestigen met daaraan ondergeschikt een kleine werkplaats. De hoofdactiviteit van de motorwinkel bestaat uit detailhandel. In dat verband heeft de raad toegelicht dat de motorwinkel de ruimtelijke uitstraling heeft van een winkel, gelet op de prominente plaats van de showroom en de etalage. Voorts wordt het overgrote deel van het pand gebruikt ten behoeve van detailhandel, nu het oppervlak van het pand ongeveer 300 m² bedraagt, waarvan ongeveer 70 m² wordt benut voor de werkplaats. Bovendien staan de voorzieningen zoals sanitair, kantoor en magazijn ook ten dienste van de detailhandelsfunctie. De raad wijst er verder op dat een distributieplanologisch onderzoek in dit geval niet nodig is nu sprake is van een kleinschalig particulier initiatief met een uniek karakter, dat geen economische gevolgen heeft voor andere voorzieningen in Nieuwolda. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten inhoudende dat de initiatiefnemer de kosten voor de uitvoering van het plan voor zijn rekening neemt.
7.2        Ten aanzien van het betoog van de raad dat de beroepsgronden ten aanzien van de uitvoerbaarheid te laat zijn aangevoerd, omdat deze pas in beroep, en niet reeds in de zienswijzen zijn aangevoerd, overweegt de Afdeling dat binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden er geen rechtsregel aan in de weg staat dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.
Zoals onder 3.5.1 is overwogen, is in het plan niet verankerd dat de werkplaats maximaal 70 m² mag beslaan en is het plan in zoverre onzorgvuldig vastgesteld en onvoldoende gemotiveerd. Los daarvan ziet de Afdeling met de voorzitter (uitspraak van 12 maart 2012 in zaak  no.
201112037/2/R4) geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door de initiatiefnemer beoogde reparatiewerkzaamheden ondergeschikt zijn aan de detailhandelsfunctie en dat in zoverre sprake is van een passende bestemming. De Afdeling ziet dan ook in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet uitvoerbaar is. In aanmerking genomen dat het plan voorziet in verplaatsing van bestaande activiteiten, heeft de raad in de enkele stelling dat geen bedrijfsplan is overgelegd en geen distributieplanologisch onderzoek is verricht voorts geen aanleiding hoeven zien voor twijfel aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Alternatieve locaties
8.       [appellanten sub 2] voeren aan dat de raad ten onrechte geen alternatieve locaties voor de motorwinkel heeft bezien.
Volgens [appellant sub 1] is de motorwinkel een functie die thuishoort op een bedrijventerrein en zijn op bedrijventerreinen in de omgeving voldoende kavels voorhanden waar de motorwinkel zich kan vestigen.
8.1    Naast de milieuhygiënische inpasbaarheid spelen volgens de raad meer factoren mee in de afweging omtrent de locatie. De raad stelt dat een brede afweging is gemaakt, waarbij ook is gekeken naar onder andere bereikbaarheid, ruimtelijke inpasbaarheid en de beschikbaarheid van gronden. Er zijn meerdere locaties in beeld geweest, onder andere het perceel Hoofdstraat 80 en een perceel tegenover de supermarkt. Uiteindelijk is gekozen voor de locatie [locatie 5]. Daarbij heeft, naast bovengenoemde factoren, een rol gespeeld dat voorzieningen, winkelstructuren en de woonfunctie in de gemeente Oldambt onder druk staan als gevolg van een krimpende bevolking. Bedrijven en werkgelegenheid zijn onlosmakelijk verbonden met leefbaarheid in de kernen en de raad ziet functiemenging als een hernieuwde kans om het dorpslint te versterken. Mede daarom acht de raad een locatie op een bedrijventerrein niet wenselijk. De raad wijst er voorts op dat in het dorpsontwikkelingsplan staat dat kleinschalige bedrijvigheid in Nieuwolda mogelijk moet zijn.
8.2        Bij de keuze van de bestemming dient de raad een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in de afweging te worden meegenomen.
Gelet op hetgeen onder 8.1 is vermeld, is de Afdeling van oordeel dat de raad de alternatieve locaties voldoende in zijn afweging heeft betrokken. Het betoog faalt.
Overig
9.       [appellant sub 1] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Eindconclusie
10.    Gelet op hetgeen is overwogen onder 3.3, 3.4.1 en 3.5.1 zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De Afdeling ziet aanleiding de raad met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder a en b, en vijfde lid, van de Awb, zoals deze luidden ten tijde van belang, op te dragen binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen.
[appellant sub 1] heeft de Afdeling verzocht de raad met toepassing van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de door hem geleden schade. Nu het beroep van [appellant sub 1] gegrond is verklaard en het bestreden besluit is vernietigd, kan de door [appellant sub 1] gevreesde schade niet intreden als gevolg van dit besluit. Dit verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
11.       De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart de beroepen gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oldambt van 28 september 2011;
III.    draagt de raad van de gemeente Oldambt op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV.    wijst het verzoek van [appellant sub 1] om schadevergoeding af;
V.    veroordeelt de raad van de gemeente Oldambt tot vergoeding van bij [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 998,08 (zegge: negenhonderdachtennegentig euro en acht cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI.    gelast dat de raad van de gemeente Oldambt aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 1] en ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro)voor [appellanten sub 2], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Gerkema
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
472.