ECLI:NL:RVS:2013:BZ1270

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204059/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Frederikspark vastgesteld door de raad van de gemeente Haarlem

Op 16 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Haarlem het bestemmingsplan "Frederikspark" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend te Haarlem, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de besloten vennootschap Horeca exploitatie Maatschappij Tamarinde B.V. (Seksclub Penthouse) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak is op 14 november 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beroepen van de appellanten gesplitst van een andere zaak.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan een actualisering van het planologische regime van het gebied ten zuiden van de binnenstad van Haarlem beoogt. Dit gebied is in 1990 aangewezen als beschermd stadsgezicht. De appellanten hebben hun beroepen gericht tegen specifieke onderdelen van het bestemmingsplan. Appellant sub 1 heeft betoogd dat de raad ten onrechte een bepaalde aanduiding niet heeft gehandhaafd, terwijl appellant sub 2 zich verzet tegen de aanduiding "seksinrichting" voor een specifiek perceel.

De Afdeling heeft geoordeeld dat appellant sub 1 niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit. De afstand van zijn woning tot het betrokken plandeel is te groot en zijn zicht daarop wordt belemmerd. Voor appellant sub 2 heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad terecht de aanduiding "seksinrichting" heeft toegekend aan het perceel, gezien de bestaande activiteiten ter plaatse. Het beroep van appellant sub 2 is ongegrond verklaard.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is als volgt: het beroep van appellant sub 1 is niet-ontvankelijk verklaard en het beroep van appellant sub 2 is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 13 februari 2013.

Uitspraak

201204059/3/R1.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Haarlem,
2.    [appellanten sub 2], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Haarlem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Frederikspark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Horeca exploitatie Maatschappij Tamarinde B.V. (hierna: Seksclub Penthouse) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2012, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. Th.F. Roest, advocaat te Haarlem, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.A. Vreeswijk-Rooth, ing. J.A. Polman en J.M. Kaldenhoven, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Seksclub Penthouse, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. K. van der Leij, advocaat te Hoofddorp, als partij gehoord.
De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] afgesplitst van de zaak 201204059/1/R1.
Overwegingen
Het plan
1.    Het plan voorziet in een actualisering van het planologische regime  van het gebied ten zuiden van de binnenstad van Haarlem. Het plangebied ligt in het gebied dat in 1990 is aangewezen als beschermd stadsgezicht ingevolge de Monumentenwet 1988. Met dit plan is beoogd een waarborg te bieden voor de bescherming daarvan. Het plan voorziet tevens in enkele nieuwe ontwikkelingen, in het bijzonder van het provinciehuis.
Ontvankelijkheid
[appellant sub 1]
2.    Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.    Ter zitting is gebleken dat het beroep van [appellant sub 1] alleen is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Kantoor" wat betreft het perceel Dreef 3 voor zover daaraan ter plaatse van de Zwiersvleugel van het provinciehuis niet meer de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-orde 2" is toegekend. [appellant sub 1] betoogt dat de raad deze aanduiding uit het ontwerpplan ten onrechte niet in het bestemmingsplan heeft gehandhaafd.
3.    [appellant sub 1] woont op een afstand van ongeveer 230 m van de Zwiersvleugel. Het zicht vanuit haar woning op het betrokken plandeel wordt grotendeels belemmerd door de bomen in het Frederikspark. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant sub 1] bestreden planonderdeel mogelijk worden gemaakt is de afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden planonderdeel betrokken belang te kunnen aannemen. De omstandigheid dat door het niet opnemen van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-orde 2" ter plaatse van de Zwiersvleugel ingevolge artikel 18, lid 18.2, onder k, van de planregels de bestaande nokrichting of de dak- en kapvorm niet gehandhaafd behoeft te worden, maakt dit niet anders. [appellant sub 1] heeft verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van haar woning tot het bestreden plandeel alsmede haar beperkte zicht daarop, haar belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. De conclusie is dat [appellant sub 1] in zoverre geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen in zoverre ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kan instellen. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
4.    [appellant sub 2] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd-1" wat betreft het perceel Baan 17, voor zover daaraan tevens de aanduiding "seksinrichting" is toegekend. [appellant sub 2] acht de aanduiding "seksinrichting" niet noodzakelijk om een seksinrichting ter plaatse te faciliteren. [appellant sub 2] wenst dat, gelet op het consoliderende karakter van het plan, de aanduiding "dienstverlening" voor het perceel wordt gehandhaafd. [appellant sub 2] vreest dat door de toekenning van de aanduiding "seksinrichting" aan het perceel de seksinrichting ter plaatse nooit meer zal verdwijnen. De expliciete toekenning van de aanduiding "seksinrichting" leidt volgens [appellant sub 2] tot een waardevermindering van zijn woning.
4.1.    Op het perceel is volgens de raad sinds 1982 een besloten huis gevestigd en sinds 2006 een escortservice. Ingevolge de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna: SVBP 2008) valt een dergelijke voorziening onder de functieaanduiding "seksinrichting", aldus de raad.
4.2.    Aan het perceel Baan 17 is de bestemming "Gemengd-1" toegekend met de aanduiding "seksinrichting".
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder d, van de planregels is ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting" op de voor "Gemengd-1" aangewezen gronden tevens een seksinrichting toegestaan.
4.3.    Ter zitting is gebleken dat het beroep van [appellant sub 2] slechts is gericht tegen de aanduiding "seksinrichting" wat betreft het perceel Baan 17 en niet voorts tegen de aanwezigheid van de op het perceel uitgeoefende seksinrichting. Ingevolge artikel 1.2.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) bezien in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, zoals deze ten tijde van de vaststelling van het plan luidde, dient de raad het bestemmingsplan vorm te geven, in te richten en beschikbaar te stellen overeenkomstig de SVBP 2008, die als bijlage II deel uitmaakte van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In bijlage 6 van de SVBP 2008 zijn voor veel functies standaardaanduidingen opgenomen. Als de raad één van deze functies wil toestaan, dient hij de desbetreffende standaard functieaanduiding bij de vaststelling van een bestemmingsplan te hanteren. In zoverre bestaat voor de raad geen ruimte voor een afweging.
In de SVBP 2008 is de functieaanduiding "seksinrichting" opgenomen. Gezien de op het perceel voorkomende activiteiten heeft de raad terecht de functieaanduiding "seksinrichting" aan het perceel Baan 17 toegekend. In hetgeen [appellant sub 2] en de stichtingen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.4.    In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep van [appellanten sub 2] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Bosnjakovic
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
410-749.