201110625/1/A3.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heemskerk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 augustus 2011 in zaak nr. 10-6765 in het geding tussen:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
De RDW heeft een verzoek van [appellant] om wijziging van gegevens in het kentekenregister afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2010 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.J.G. Dudink, advocaat te Beverwijk, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) is er een kentekenregister. Dit register is een basisadministratie.
Ingevolge het tweede lid is de RDW de beheerder van het kentekenregister en verantwoordelijke als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.
Ingevolge het derde lid verwerkt de RDW in het kentekenregister gegevens omtrent motorrijtuigen en aanhangwagens waarvoor een kenteken is opgegeven en de tenaamstelling van die kentekens, alsmede omtrent andere motorrijtuigen en aanhangwagens.
Ingevolge artikel 43e, eerste lid, kan een belanghebbende, indien hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een gegeven dat bij of krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt of een niet-authentiek gegeven onjuist of ten onrechte wel dan wel ten onrechte niet in het kentekenregister is opgenomen, onder opgave van die redenen aan de RDW een verzoek doen tot wijziging, verwijdering of opneming van dat gegeven.
Ingevolge het tweede lid beslist de RDW naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid over wijziging, verwijdering of opneming van het betreffende gegeven en bericht de RDW de belanghebbende die het verzoek heeft gedaan over deze beslissing.
Ingevolge artikel 45 stelt de RDW ten aanzien van het verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 42 een reglement vast.
2. Op 17 februari 2009 heeft [autobedrijf] een voertuig met kentekennummer […] (hierna: het voertuig) in zijn bedrijfsvoorraad opgenomen. De RDW heeft dit gegeven opgenomen in het kentekenregister.
Naar aanleiding hiervan heeft [appellant] bij de RDW een verzoek ingediend dat de Afdeling verstaat als een verzoek om wijziging van dit gegeven in het kentekenregister.
Aan het besluit van 11 november 2010 heeft de RDW ten grondslag gelegd dat bij [autobedrijf] onderzoek is gepleegd en dat hierbij niet naar voren is gekomen dat het gegeven in het kentekenregister, betreffende de opneming door [autobedrijf] van het betrokken voertuig in zijn bedrijfsvoorraad, onjuist is.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RDW ten onrechte zijn verzoek om wijziging van het gegeven in het kentekenregister betreffende de opneming door [autobedrijf] van het voertuig in diens bedrijfsvoorraad heeft afgewezen. Volgens [appellant] heeft de RDW het besluit van 11 november 2010 genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel. Ondanks een door hem gedane mededeling van fraude en aangifte van diefstal en heling heeft de RDW verwijtbaar niet voldoende onderzoek verricht en gaat zij ten onrechte uit van de juistheid van het gegeven in het kentekenregister. De RDW stelt bij onderzoek naar de gang van zaken niets onoorbaars te hebben gevonden, maar stelt geen onderzoeksresultaten ter beschikking, met uitzondering van een gedeelte van een controlerapport van 2 september 2009, aldus [appellant].
3.1. Uit het besluit van 11 november 2010 volgt dat de RDW naar aanleiding van het verzoek van [appellant] onderzoek heeft ingesteld. De RDW heeft ter zitting toegelicht dat bij [autobedrijf] een verklaring is afgenomen, welke is opgenomen in het door [appellant] bedoelde controlerapport. Daarbij heeft de RDW toegelicht dat een gedeelte van dit controlerapport is weggelakt wegens onwelvoeglijke taal. Volgens de RDW is uit de verklaring noch anderszins naar voren gekomen dat fouten zijn gemaakt in de gevolgde procedure tot het registreren van het betrokken gegeven in het kentekenregister dan wel dat dit gegeven onjuist is. De Afdeling is van oordeel dat hetgeen [appellant] betoogt, wat daar ook van zij, onvoldoende grond geeft om aan te nemen dat het gegeven in het kentekenregister betreffende de opneming door [autobedrijf] van het voertuig in diens bedrijfsvoorraad onjuist is. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geen grond gezien te oordelen dat de RDW het verzoek van [appellant] om wijziging van dat gegeven had moeten inwilligen. Eveneens terecht heeft de rechtbank geen grond gezien te oordelen dat het besluit van de RDW van 11 november 2010 in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Langeveld-Mak
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013