ECLI:NL:RVS:2013:BZ1242

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205116/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Strijen, Herziening 1 en de ontvankelijkheid van belanghebbenden

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 februari 2013 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Strijen, Herziening 1 (Patrijslaan, gedeelte Hamo-terrein)" dat op 27 maart 2012 door de raad van de gemeente Oosterhout is vastgesteld. De appellanten, Nettorama Verbruikersmarkten B.V. en Lingehave B.V., hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 12 november 2012 ter zitting behandeld. Nettorama en Lingehave werden vertegenwoordigd door hun advocaten, terwijl de raad van de gemeente Oosterhout ook vertegenwoordigd was door ambtenaren.

Lingehave B.V. betwistte de ontvankelijkheid van het beroep van Nettorama, omdat haar belang als verhuurder van winkelruimte niet rechtstreeks bij het besluit betrokken zou zijn. De Afdeling oordeelde dat Lingehave geen voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang had dat rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van het plan was betrokken. Hierdoor werd het beroep van Lingehave niet-ontvankelijk verklaard.

Nettorama voerde aan dat de vaststelling van het plan in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en onvoldoende gemotiveerd was. De Afdeling oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De argumenten van Nettorama werden verworpen, en het beroep van Nettorama werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak van een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201205116/1/R3.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Nettorama Verbruikersmarkten B.V. en Lingehave B.V., gevestigd te Gorinchem onderscheidenlijk Oosterhout,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan
"Strijen, Herziening 1 (Patrijslaan, gedeelte Hamo-terrein)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Nettorama en Lingehave beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Aldi Vastgoed B.V. en Markhoeve Holding B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Nettorama en Lingehave hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2012, waar Nettorama en Lingehave, vertegenwoordigd door drs. M. Mattheeuws, bijgestaan door mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, en de raad, vertegenwoordigd door ing. I.M. van Geffen-Gondrie en mr. J.R. van Zeggeren, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Markhoeve, vertegenwoordigd door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, en Aldi, vertegenwoordigd door ing. R. van Os, bijgestaan door mr. C.W. Oudenaarden, advocaat te Utrecht, verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in de bestemming "Detailhandel" en de aanduiding "supermarkt" voor het perceel Patrijslaan 2a te Oosterhout ten behoeve van een supermarkt. Blijkens de toelichting bij het plan gaat het in beginsel om een verplaatsing van de Aldi-vestiging aan de Loevensteinlaan naar de Patrijslaan, gedeelte Hamo-terrein.
2.    Markhoeve betwist de ontvankelijkheid van het beroep, voor zover ingesteld door Lingehave, op de grond dat haar belang als verhuurder van winkelruimte aan Nettorama niet rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
2.1.    Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Lingehave is eigenaar van een gebouw op een ander perceel aan de Patrijslaan, waar Nettorama thans een supermarkt exploiteert, op een afstand van meer dan 400 m van het plangebied. Deze supermarkt zal worden verplaatst naar de Statendamweg-Vaartweg buiten het plangebied. Lingehave stelt dat zij belang heeft bij het besluit, omdat als gevolg van het plan de concurrentiepositie van Nettorama wordt aangetast en de verhuurbaarheid van het gebouw van Lingehave zal verminderen.
Voor zover de concurrentiepositie van Nettorama zou worden aangetast door de uitvoering van het plan, betreft dit een belang van Nettorama. Het belang van Lingehave daarbij is niet meer dan een afgeleid belang, hetgeen onvoldoende is voor het zijn van belanghebbende bij het besluit tot vaststelling van het plan. Dat het plan mogelijk een negatief effect heeft op de verhuurbaarheid van het pand van Lingehave is in dit geval evenmin voldoende om belanghebbende te kunnen zijn bij het besluit tot vaststelling van het plan. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat het gebouw van Lingehave enkel voor een supermarkt kan worden gebruikt. Lingehave heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar vermogenspositie door de in het plan voorziene ontwikkeling in nadelige zin zal worden beïnvloed, waarbij in aanmerking wordt genomen dat niet de supermarkt van Nettorama, maar die van Aldi wordt verplaatst naar het plangebied. Het voorgaande klemt temeer nu is gebleken dat Lingehave en het gemeentebestuur reeds vóór de vaststelling van het plan en geheel los daarvan zijn overeengekomen dat het gebouw aan de Patrijslaan, na de verplaatsing van Nettorama naar een buiten het plangebied gelegen locatie, niet opnieuw zal worden gebruikt ten behoeve van een supermarkt, zodat de gestelde verminderde verhuurbaarheid van dat gebouw niet het directe gevolg is van de vaststelling van het bestemmingsplan. Lingehave heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van het plan is betrokken.
Het beroep, voor zover dat is ingesteld door Lingehave, is niet-ontvankelijk.
3.    Nettorama betoogt dat de vaststelling van het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en onvoldoende is gemotiveerd.
Hiertoe voert zij aan dat het gemeentelijke economische beleid volgens het bestreden besluit is gericht op concentratie van winkelvoorzieningen, doch dat het perceel Patrijslaan 2a een solitaire voorziening is. Volgens het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport "Oosterhout, visie op de boodschappenstructuur" van bureau BRO, van 25 mei 2010 (hierna: de visie) kan van het economische beleid slechts worden afgeweken als de bestaande winkelbestemming aan de Loevensteinlaan wordt opgeheven. Die opheffing is volgens Nettorama planologisch niet verzekerd en dat is in strijd met de door de raad overgenomen uitgangspunten uit de visie. De enkel door de huidige exploitant aan het gemeentebestuur bevestigde afspraak over een vertrek van de Loevensteinlaan biedt volgens Nettorama onvoldoende garantie en is niet vergelijkbaar met de overeengekomen sluiting van de vestiging van Nettorama aan de Patrijslaan en het niet opnieuw openen van een supermarkt op die locatie.
Voorts stelt Nettorama dat het niet opheffen van de winkelbestemming aan de Loevensteinlaan volgens de raad in de door hem overgenomen visie leidt tot een planologisch onaanvaardbare situatie. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2005 in zaak nr.
200405920/1leidt Nettorama af dat in dat geval aanleiding bestaat regulerend op te treden. Voorts stelt zij onder verwijzing naar deze uitspraak dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de voorzieningenstructuur indien de winkelbestemming aan de Loevensteinlaan gehandhaafd blijft en dat een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau daarom niet is uitgesloten.
3.1.    Volgens de visie is er marktruimte om tot versterking van het winkelaanbod over te gaan. Doorgang van alle planinitiatieven overschrijdt de marktmogelijkheden. Indien alle plannen worden gerealiseerd, zal de vloerproductiviteit (verder) onder druk komen te staan, waardoor de kans wel erg groot wordt dat bestaande aanbieders het niet langer kunnen bolwerken, aldus de visie. De consequenties voor de bestaande aanbieders kunnen volgens de visie worden beperkt door maximaal in te steken op zogeheten verplaatsers. Het verplaatsen van reeds aanwezige supermarkten maakt doorgaans minder aanspraak op de marktruimte. Het advies is de solitaire vestigingen van Nettorama aan de Patrijslaan en Aldi aan de Loevensteinlaan te verplaatsen. Het is volgens de visie van cruciaal belang dat de achterblijvende locaties ook daadwerkelijk uit de markt worden genomen (opheffen winkelbestemming). Anders zijn negatieve effecten voor de bestaande aanbieders niet langer uit te sluiten, aldus de visie.
3.2.    In de nota van zienswijzen stelt de raad zich onder verwijzing naar de visie op het standpunt dat er marktruimte is voor de vestiging van een supermarkt, maar dat het bestaande winkelcentrum daarvoor geen fysieke mogelijkheid biedt. Ter zitting heeft de raad desgevraagd en onweersproken nader toegelicht dat op basis van het gemeentelijke detailhandelsbeleid de solitaire vestiging van een supermarkt niet het uitgangspunt is. Hiervoor is in dit geval echter wel gekozen, gelet op de behoefte aan het voorziene type supermarkt. De visie, die geen gemeentelijk beleid betreft, geeft volgens de raad vanuit economische motieven de meest optimale situatie weer waarbij het, gelet op de gevolgen voor de bestaande aanbieders, wenselijk is om bij de verplaatsing van een supermarkt de bestaande te sluiten.
De raad heeft zich, naar het oordeel van de Afdeling, terecht op het standpunt gesteld dat de vaststelling van een bestemmingsplan niet uitsluitend mag zijn ingegeven door overwegingen van economische ordening. De raad heeft dan ook de beschikbare economische ruimte zoals vastgesteld in de visie niet van beslissende betekenis hoeven achten. Er bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat de raad de opheffing van de bestaande winkelbestemming als voorwaarde voor het creëren van een nieuwe winkelbestemming als eigen beleidsuitgangspunt heeft overgenomen uit de visie en de vaststelling van het plan voor een nieuwe winkelbestemming om die reden in strijd zou zijn met zijn eigen uitgangspunten. Dat, naar Nettorama stelt, het niet opheffen van de winkelbestemming aan de Loevensteinlaan leidt tot een planologisch onaanvaardbare situatie valt noch uit de visie, noch uit het bestreden besluit af te leiden.
Onjuist is ook haar stelling dat geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor de voorzieningenstructuur indien de winkelbestemming aan de Loevensteinlaan gehandhaafd blijft en dat een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau daarom niet is uitgesloten. In de visie is de toevoeging van alle initiatieven aan het bestaande supermarktaanbod doorgerekend. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraken van 10 juni 2009 in zaak nr.
200808122/1/R3en van 2 december 2009 in zaak nr.
200901438/1/R3, komt voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of sprake is van overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen, maar is het doorslaggevende criterium of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse boodschappen kunnen doen. Uit de visie blijkt niet dat de mogelijkheden die het plan biedt voor de vestiging van detailhandel in de supermarktbranche zullen leiden tot het verdwijnen van een zodanig deel van het winkelaanbod dat voor de inwoners van het verzorgingsgebied wezenlijke beperkingen zullen ontstaan bij het doen van hun dagelijkse boodschappen. Het betoog faalt.
4.    In hetgeen Nettorama heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep, voor zover dat is ingesteld door Nettorama, is ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep, voor zover dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lingehave B.V., niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep, voor zover dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nettorama Verbruikersmarkten B.V. ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
Het lid van de enkelvoudige kamer    w.g. Pikart-van den Berg
is verhinderd de uitspraak                ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
350-605.