201205726/1/A3.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2012 in zaak nr. 11/3039 in het geding tussen:
de burgemeester van Cranendonck.
Bij besluit van 1 april 2011 heeft de burgemeester aan [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een exploitatievergunning verleend voor de inrichting [theetuin].
Bij besluit van 26 juli 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2013, waar [appellant] in persoon, de burgemeester, vertegenwoordigd door P.C.P.P. Brandts, werkzaam bij de gemeente, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen: [belanghebbende]) zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 2.28, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: Apv) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge het tweede lid weigert de burgemeester de vergunning, indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Ingevolge het derde lid kan de burgemeester, in afwijking van artikel 1.8, de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Ingevolge het vierde lid houdt de burgemeester bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
2. Bij besluit van 1 april 2011 heeft de burgemeester aan [belanghebbende] een exploitatievergunning verleend voor de inrichting van [theetuin] op het adres [locatie 1] te Budel-Dorplein voor de periode van 1 april 2011 tot en met 31 oktober 2011.
[appellant] is woonachtig op het adres [locatie 2] te Budel-Dorplein.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verleende exploitatievergunning in strijd is met het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat in de praktijk de voorwaarden over de afmetingen van de theetuin en het maximum aantal personen dat gelijktijdig in de tuin aanwezig mag zijn, worden overschreden.
3.1. Het perceel aan de [locatie 1] is blijkens het bestemmingsplan ‘Kom Budel-Dorplein’ bestemd als ‘Wonen’ en ‘Tuin’, met de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - theetuin’. Een door [appellant] tegen dit bestemmingsplan ingesteld beroep, waarbij hij onder meer heeft aangevoerd dat door de bestemming van de theetuin het woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast, is door de Afdeling bij uitspraak van 16 maart 2011 in zaak nr.
201004785/1/R3ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat, voor zover thans van belang, de raad van de gemeente Cranendonck zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voor omwonenden te verwachten hinder ten aanzien van met name de aspecten verkeer, parkeren, privacy en geluid niet onaanvaardbaar groot is, gelet op de omstandigheid dat de theetuin een kleinschalige en ondergeschikte horecagelegenheid betreft, die alleen in de dagperiode in de periode 15 maart - 31 oktober geopend mag zijn en beperkt is in het maximum aantal toelaatbare personen.
Nu de in het besluit van 1 april 2011 aan de verleende exploitatievergunning verbonden voorwaarden over de afmetingen van de theetuin en het maximaal aantal toelaatbare personen in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, faalt het betoog van [appellant] dat sprake is van strijd met dat bestemmingsplan. Voor zover [appellant] heeft gesteld dat [belanghebbende] voormelde voorwaarden niet naleeft, geldt dat hij de burgemeester kan verzoeken om daartegen handhavend op te treden en dat hij tegen de reactie van de burgemeester op zodanig verzoek desgewenst in rechte kan opkomen.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de door de burgemeester verrichte belangenafweging niet zorgvuldig is geweest, nu de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de spanningen waaraan het leefmilieu blootstaat. Daartoe wijst hij er op dat zijn woning en die van [belanghebbende] rug-aan-rug woningen zijn, die zeer geluidsgevoelig zijn.
4.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar voormelde uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2011, overwogen dat de door [appellant] aangevoerde belangen zijn meegewogen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan en dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de theetuin dermate substantiële overlast veroorzaakt dat de burgemeester aanleiding had moeten zien om de door [belanghebbende] gevraagde exploitatievergunning te weigeren krachtens artikel 2.28, derde lid, van de Apv. In aanmerking genomen dat de exploitatie van de theetuin buitenshuis plaatsvindt, biedt hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond om het oordeel van de rechtbank onjuist te achten.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013