ECLI:NL:RVS:2013:BZ1220

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201211029/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Son A50

Op 5 februari 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen onder meer de verzoeker en de raad van de gemeente Son en Breugel. Het verzoek was gericht tegen het besluit van de raad van 23 augustus 2012, waarbij het bestemmingsplan "Son A50" werd vastgesteld. De verzoeker en anderen stelden dat de raad ten onrechte het plan had vastgesteld en vreesden voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Zij voerden aan dat delen van de rijksweg A50 in strijd met het vorige bestemmingsplan waren aangelegd, wat leidde tot meer geluidshinder. De verzoekers pleitten voor een verlegging van de weggedeelten om aan de geluidnormen te voldoen, in plaats van de verhoging van de bestaande geluidwallen zoals in het plan was voorzien.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 januari 2013. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de daadwerkelijke geluidsbelasting op de gevels van woningen in de woonwijken De Gentiaan en ’t Zand hoger was dan bij de vaststelling van het vorige bestemmingsplan was voorzien. De raad had echter toegelicht dat er afspraken waren gemaakt met Rijkswaterstaat over de verhoging van de bestaande geluidwallen. De voorzitter oordeelde dat het plan niet leidde tot onomkeerbare gevolgen, omdat er geen wijziging van de verkeersbestemming was ten opzichte van het vorige bestemmingsplan.

Uiteindelijk kwam de voorzitter tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek werd afgewezen, maar de verzoekers kregen de mogelijkheid om een nieuw verzoek in te dienen indien de realisering van de akoestische maatregelen eerder zou starten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2013.

Uitspraak

201211029/2/R3.
Datum uitspraak: 5 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Son, gemeente Son en Breugel,
en
de raad van de gemeente Son en Breugel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Son A50" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 januari 2013, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker], [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], en de raad, vertegenwoordigd door D.G.M.W. Hulsen en drs. O.G. Schook, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een actualisering van het planologische regime voor het gedeelte van de rijksweg A50 ter hoogte van de kern Son.
3.    [verzoeker] en anderen stellen dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Daartoe betogen zij dat gedeelten van de rijksweg A50 ter hoogte van de woonwijken De Gentiaan en ’t Zand in strijd met het vorige bestemmingsplan zijn aangelegd. Als gevolg hiervan ondervinden zij meer geluidhinder. [verzoeker] en anderen voeren aan dat deze gedeelten van de rijksweg A50 alsnog overeenkomstig het vorige bestemmingsplan moeten worden aangelegd. Zij pleiten voor een verlegging van deze weggedeelten waardoor aan de geluidnormen wordt voldaan in plaats van de in het plan voorziene verhoging van de bestaande geluidwallen ter hoogte van hun woningen. [verzoeker] en anderen vrezen voor visuele hinder als gevolg van de verhoging van de bestaande geluidwallen. Verder voeren zij aan dat het geluidonderzoek gebreken bevat en dat ten onrechte geen milieueffectrapport is gemaakt.
4.    Het gedeelte van de rijksweg A50 ter hoogte van de kern Son is onder het regime van het vorige bestemmingsplan aangelegd. Het plan voorziet niet in een wijziging van de verkeersbestemming ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, zodat het plan in zoverre niet tot onomkeerbare gevolgen zal leiden.
5.    Buiten geschil is dat de daadwerkelijke geluidsbelasting op de gevels van woningen in de woonwijken De Gentiaan en ’t Zand hoger is dan was voorzien bij de vaststelling van het vorige bestemmingsplan. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het college van burgemeester en wethouders met Rijkswaterstaat Dienst Noord-Brabant (hierna: Rijkswaterstaat) afspraken heeft gemaakt over de verhoging van de bestaande geluidwallen ter hoogte van deze woningen. Met de vaststelling van artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.2, sub b, van de planregels, ingevolge welk artikelonderdeel de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, zoals geluidschermen, -wallen en wal/schermcombinaties binnen de bestemming "Verkeer" niet meer dan 8,5 m mag bedragen, heeft de raad beoogd een toekomstige verhoging van de bestaande geluidwallen als geluidwerende voorziening mogelijk te maken, nadat de plannen van Rijkswaterstaat hierover zijn uitgewerkt. In de brief van Rijkswaterstaat aan het college van burgemeester en wethouders van 20 augustus 2012 wordt de verwachting uitgesproken dat de realisering van akoestische maatregelen bij de woonwijken De Gentiaan en ’t Zand op zijn vroegst eind 2013 kan starten.
6.    Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het staat verzoekers vrij een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen, indien de realisering van de akoestische maatregelen eerder zal starten.
7.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G.  Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M.  Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Kooijman
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2013
177-629.