201205523/1/A2.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad)
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2012 in zaak nr. 11/4484 in het geding tussen:
1. [partij A], wonend te Amsterdam,
2. [partij B], kantoorhoudend te Amsterdam
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft de raad een verzoek van [partij B] om vergoeding van extra uren rechtsbijstand aan [partij A] afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft hij het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en toestemming verleend voor vijftien extra uren rechtsbijstand.
De rechtbank heeft het beroep, voor zover daartegen ingesteld door [partij A], gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover de raad daarbij op door [partij A] gemaakte bezwaar heeft beslist en dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft zij dat besluit ook voor het overige vernietigd en de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de raad het bezwaar, voor zover door [partij B] gemaakt, gegrond verklaard, het besluit van 17 maart 2011 herroepen en toestemming verleend voor vijftien uren rechtsbijstand.
[partij A] en [partij B] hebben een nadere reactie en een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht ingetreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, op dit geding van toepassing blijft.
2. De raad betoogt met succes dat de rechtbank [partij B] ten onrechte heeft aangemerkt als mede-indiener van het beroepschrift. Uit het beroepschrift blijkt dat [partij B] het beroep daarbij namens [partij A] heeft ingesteld. Ook anderszins heeft [partij B] zelf geen beroep ingesteld. Dat, zoals [partij B] in verweer heeft gesteld, zowel de rechtsbijstandverlener, als de rechtzoekende belanghebbende zijn bij een besluit over de toekenning van extra te vergoeden uren rechtsbijstand, maakt dit niet anders. De rechtbank heeft het beroep dan ook ten onrechte als mede door [partij B] ingesteld opgevat. De uitspraak komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep van [partij B] daarbij gegrond heeft verklaard, het besluit van 9 augustus 2011 in zoverre heeft vernietigd en de raad heeft opgedragen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in haar uitspraak is overwogen.
4. Het besluit van 29 juni 2012, genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, wordt ingevolge artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, van die wet, zoals die luidden ten tijde van belang, geacht ook voorwerp te zijn van dit geding.
Uit hetgeen hiervoor onder 3. is overwogen volgt dat aan dat besluit de grondslag is ontvallen. Reeds om die reden dient het te worden vernietigd. Aan het betoog van [partij A] dat de raad het bezwaar, voor zover dit namens hem is gemaakt, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, wordt daarom niet toegekomen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2012 in zaak nr. 11/4484, voor zover de rechtbank het door [partij B] ingestelde beroep daarbij gegrond heeft verklaard, het besluit van 9 augustus 2011 in zoverre heeft vernietigd en bepaald dat de raad een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen;
III. vernietigt het besluit van 29 juni 2012.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013