201204506/1/A4.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Koedijk, gemeente Alkmaar,
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, de plaats 'De Bregjesakker 02' aangewezen als aanbiedplaats voor minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 30 november 2012 ter zitting vanwege de nauwe samenhang gevoegd behandeld met de zaken met nrs. 201202683/1/A4, 201203929/1/A4, 201202555/1/A4, 201202814/1/A4, 201202687/1/A4, 201203741/1/A4, 201204379/1/A4, 201113273/1/A4,
waar in deze zaak het college, vertegenwoordigd door mr. L. Fellinga, mr. E. van Meerkerk, J. Duivenvoorden en D. Starreveld, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
1. Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
1.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
1.2. [appellant A] heeft geen zienswijzen naar voren gebracht. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet hierop is het beroep, voor zover door hem ingesteld, niet-ontvankelijk.
2. [appellant B] betoogt dat in het 'Verslag behandeling zienswijzen' ten onrechte geen reactie op de door haar over het ontwerp naar voren gebrachte zienswijze wordt gegeven. Zij betwijfelt of het college haar zienswijze in zijn afweging heeft meegenomen.
2.1. In het bestreden besluit heeft het college een beknopte reactie op de door [appellant B] over het ontwerp naar voren gebrachte zienswijze gegeven. Voorts wordt hierin verwezen naar het 'Verslag behandeling zienswijzen', waarin het college uitgebreider op de zienswijzen heeft gereageerd, ook op de door [appellant B] over het ontwerp naar voren gebrachte zienswijze.
3. [appellant B] betoogt dat het college haar ten onrechte niet voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit heeft ingelicht over zijn voornemen om ten opzichte van het ontwerpbesluit een andere plaats aan te wijzen als aanbiedplaats 'De Bregjesakker 02'.
3.1. Dit betoog kan niet slagen, nu een wettelijke verplichting om een indiener van een zienswijze over voorgenomen wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit in te lichten dan wel te horen, ontbreekt.
4. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Alkmaar 2009 kan het college regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2009, voor zover hier van belang, dient een rolemmer te worden aangeboden op de aangewezen aanbiedplaats als aangegeven op de overzichtskaarten behorende bij het Uitvoeringsbesluit welke het dichtst bij het perceel is.
Bij het aanwijzen van de aanbiedplaats voor minicontainers krachtens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd: een doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte, beperking van overlast voor de omgeving, de verkeersveiligheid, financiële aspecten, aspecten die te maken hebben met de logistiek van het inzamelen en de fysieke (on)mogelijkheid om containers te plaatsen. Voorts wordt een afstand van ten hoogste 75 m als uitgangspunt gehanteerd tussen perceel en aanbiedplaats.
Bij de toetsing is voorts als uitgangspunt gehanteerd dat uitritten niet mogen worden geblokkeerd en dat het opheffen van parkeerplaatsen zoveel mogelijk moet worden vermeden.
5. De woning van [appellant B] is gelegen op het perceel [locatie]. De aanbiedplaats voor minicontainers 'De Bregjesakker 02' is gesitueerd op de stoep voor de woning van [appellant B]. Deze aanbiedplaats voor minicontainers zal door omwonenden van tien percelen worden gebruikt.
6. [appellant B] acht de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats niet geschikt. [appellant B] stelt dat de doorgang voor rolstoelgebruikers en voetgangers met kinderwagens door de minicontainers ernstig zal worden belemmerd. [appellant B] betoogt daarnaast dat ten onrechte minimaal negen en maximaal achttien minicontainers op de stoep mogen worden geplaatst, terwijl op andere aanbiedplaatsen hooguit zes minicontainers zijn toegestaan. Ze wijst hierbij op het feit dat veel omwonenden twee minicontainers bezitten. [appellant B] stelt verder dat als gevolg van het brengen, legen en ophalen van de minicontainers door omwonenden schade aan haar smeedijzeren hekwerk kan ontstaan. Ook indien omwonenden de aanbiedplaats gebruiken voor grofvuil en afval van snoeiwerk bestaat volgens haar kans op beschadiging van het hekwerk. [appellant B] betoogt dat onduidelijk is wie voor eventuele schade aan haar hekwerk aansprakelijk kan worden gesteld.
Ze betoogt voorts dat bij het bestreden besluit ten onrechte niet is bepaald wie verantwoordelijk is voor het opruimen van uit de minicontainers afkomstig zwerfvuil.
6.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij het aanwijzen van de aanbiedplaats de beleidscriteria in acht heeft genomen. Volgens het college biedt de aanbiedplaats voldoende ruimte voor alle minicontainers van de bij het bestreden besluit aangewezen percelen. Het heeft er verder op gewezen dat het beleid ten aanzien van het uitgeven van extra minicontainers zeer terughoudend is. Ten aanzien van de vrees van [appellant B] voor zwerfafval stelt het college dat dit altijd kan voorkomen, ongeacht waar de aanbiedplaats is gelegen. Het wijst erop dat een folder is verspreid waarin wordt uitgelegd hoe huisafval dient te worden aangeboden.
6.2. In artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2008 is bepaald dat in gebieden met individuele rolemmers maximaal één rolemmer per keer mag worden aangeboden, zodat, nu de aanbiedplaats is bedoeld voor tien percelen, op de aanbiedplaats niet meer dan 10 minicontainers per keer mogen worden geplaatst. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat dit aantal minicontainers niet passend is. Voor zover omwonenden meer minicontainers op de aanbiedplaats plaatsen dan is toegestaan, kan hiertegen handhavend worden opgetreden.
De aanbiedplaats 'De Bregjesakker 02' ligt op een stoep met een breedte van ongeveer 1,95 m. [appellant B] heeft niet aannemelijk gemaakt dat naast de aanbiedplaats, die naar ter zitting is gebleken ongeveer 0,7 m breed is, onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de doorgang van rolstoelgebruikers en voetgangers met kinderwagens. Ook in zoverre faalt het betoog.
Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat het college de plaats slechts had mogen aanwijzen als aanbiedplaats indien daarbij is geregeld wie aansprakelijk is voor eventuele schade aan het hekwerk van [appellant B], veroorzaakt door de minicontainers. Voor zover [appellant B] vreest voor schade veroorzaakt door het aanbod van grofvuil, is van belang dat de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats alleen ziet op het aanbieden van klein huishoudelijke afvalstoffen in minicontainers.
In hetgeen [appellant B] heeft aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanbiedplaats 'De Bregjesakker 02' voldoet aan de beleidscriteria.
7. [appellant B] wijst erop dat alternatieve plaatsen kunnen worden aangewezen als aanbiedplaats die volgens haar de voorkeur dienen te hebben boven de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats 'De Bregjesakker 02'. Zij stelt dat de aanbiedplaats in het ontwerpbesluit, anders dan waarvan het college is uitgegaan, buiten privéterrein is gelegen, zodat deze plaats geschikt is voor het plaatsen van minicontainers.
[appellant B] wijst verder op de mogelijkheid om de minicontainers langs de stoeprand op de weg op te stellen, zodat de doorgang op de stoep niet wordt beperkt. Bovendien hoeven dan geen witte markeringen op de stoep te worden aangebracht.
Daarnaast stelt [appellant B] dat de minicontainers aan de overkant van haar woning kunnen worden geplaatst, hetgeen feitelijk al sinds half juni 2011 gebeurt.
Verder wijst [appellant B] op de mogelijkheid om alleen aanbiedplaats 'De Bregjesakker 01' te gebruiken, zodat de inzameling efficiënter kan plaatsvinden omdat er dan slechts één aanbiedplaats is.
Voorts stelt [appellant B] dat de parkeervakken schuin tegenover haar woning als aanbiedplaats voor minicontainers kunnen worden gebruikt.
7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats 'De Bregjesakker 02' de voorkeur geniet boven de door [appellant B] aangedragen alternatieven. Het wijst erop dat de aanbiedplaats voor minicontainers in het ontwerpbesluit op privéterrein was aangewezen, waardoor een wijziging van de aanbiedplaats nodig was. Het stelt verder dat verkeersveiligheid en de logistiek van het inzamelen de doorslaggevende criteria waren bij zijn afweging tussen de uiteindelijk bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats en de verschillende alternatieven.
7.2. Niet is gebleken dat het standpunt van het college dat de aanbiedplaats in het ontwerpbesluit op privéterrein was gesitueerd, onjuist is. Gelet op bovenstaande motivering van het college, heeft het zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant B] voorgestelde alternatieve aanbiedplaatsen minder geschikt zijn dan de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats ‘De Bregjesakker 02’. Het college heeft in het betoog van [appellant B] over alternatieve aanbiedplaatsen geen aanleiding hoeven zien om van aanwijzing van de aanbiedplaats ‘De Bregjesakker 02’ af te zien. De beroepsgrond faalt.
8. [appellant B] betoogt dat een ambtenaar, werkzaam bij de gemeente, haar telefonisch heeft toegezegd dat aan haar kant van de straat geen aanbiedplaats voor minicontainers zou worden aangewezen.
8.1. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat geen toezegging is gedaan, maar dat aan [appellant B] slechts is medegedeeld dat bekeken zou worden of de mogelijkheid bestond om de aanbiedplaats niet aan haar kant maar aan de overkant van de straat te plaatsen.
Hetgeen [appellant B] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat gerechtvaardigd vertrouwen zou zijn gewekt dat de aanbiedplaats niet aan de kant van straat van de woning van [appellant B] zou worden aangewezen.
9. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep, voor zover dat is ingesteld door [appellant A], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013