ECLI:NL:RVS:2013:BZ0759

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204684/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar herbenoeming leden bezwarencommissie Zederik

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 maart 2012, waarin het beroep van [appellante] ongegrond werd verklaard. Het betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zederik, dat op 25 maart 2011 de leden van de gemeentelijke kamer van de bezwarencommissie heeft herbenoemd. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 25 augustus 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 januari 2013 behandeld. [appellante] was in persoon aanwezig, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. L. de Keijzer-Krens. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] geen belanghebbende was bij het besluit tot herbenoeming, omdat dit besluit niet direct op haar betrekking had. Dit oordeel is door de Afdeling bevestigd, waarbij werd verwezen naar artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij de appellant een ambtenaar is of een dienstplichtige.

De Afdeling concludeert dat [appellante] geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit tot herbenoeming en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 februari 2013.

Uitspraak

201204684/1/A3.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Lexmond, gemeente Zederik,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 maart 2012 in
zaak nr. 11/1290 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zederik.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft het college de leden mr. R. Bonis, mr. M.C.J. Fleur, mr. B.R. van Leeuwen, mr. J.M. van Noord-Markesteijn, mr. P. van Namen en mr. H. Steenhouwer herbenoemd voor de gemeentelijke kamer van de bezwarencommissie Zederik tot maart 2014.
Bij besluit van 25 augustus 2011 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 maart 2012 heeft de rechtbank het door
[appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2013, waar  [appellante], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door
mr. L. de Keijzer-Krens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder d, kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden.
2.    Het college heeft het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is bij het besluit tot herbenoeming. Zij heeft geen rechtstreeks betrokken belang bij het besluit tot herbenoeming, nu dit volgens het college niet direct tot haar is gericht.
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij belanghebbende is bij het besluit tot herbenoeming. Daartoe voert zij aan dat zij een direct belang heeft bij een onafhankelijke en onpartijdige bezwarencommissie. Verder is zij niet gehoord in de bezwaarfase en heeft het college de termijn voor het nemen van een besluit op het door haar gemaakte bezwaar overschreden, aldus [appellante].
4.    Gelet op artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, behoudens de in dat artikel genoemde uitzonderingen. Tegen het besluit van 25 maart 2011 stond daarom voor [appellante] op grond van dit artikel, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar open. De rechtbank heeft met juistheid, maar op andere gronden, geoordeeld dat het college het door [appellante] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Borman    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013
317-697.