201210263/2/A1.
Datum uitspraak: 29 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen, wonend te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker])
tegen de tussenuitspraak van 13 maart 2012 en de uitspraak van 28 september 2012 van de rechtbank Haarlem in zaak nr. 11/1386 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft het college aan Kinderdagverblijf Haarlemmermeer B.V. onder meer een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van een woonhuis met praktijkruimte tot kinderdagverblijf op het perceel Kamerlingh Onneslaan 140-142 te Badhoevedorp (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 januari 2011 heeft het college opnieuw op het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar beslist, het bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 8 augustus 2008 herroepen en onder voorwaarden opnieuw vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning voor het bouwplan verleend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 2012 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending de gebreken in het besluit van 25 januari 2011 te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen.
Bij besluit van 20 juni 2012 heeft het college het besluit van 25 januari 2011 gewijzigd.
Bij uitspraak van 28 september 2012 heeft de rechtbank het door [verzoeker] tegen het besluit van 25 januari 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven voor zover die niet zijn gewijzigd bij het besluit van 20 juni 2012 en het tegen het besluit van 20 juni 2012 gerichte beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2013, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, vergezeld door R.W.M. Rijper, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Vreeker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Kinderdagverblijf Haarlemmermeer B.V., vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann en mr. B.M. Sadza, advocaat te Heerlen, als partij gehoord.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij het besluit van 20 juni 2012 heeft het college besloten geen vrijstelling meer te verlenen voor het gebruik van het op de bij het besluit gevoegde inrichtingstekening in rood gearceerde gedeelte als buitenspeelplaats. Ander gebruik ten behoeve van de kinderdagopvang is wel toegestaan, zoals gebruik als toegangspad tot de achtergelegen buitenspeelplaats. Voorts heeft het college bij dit besluit de volgende extra voorwaarden aan de vrijstelling verbonden:
1. Van de buitenspeelplaats grenzend aan de achtertuinen van de woningen aan de Leibnizstraat en grenzend aan de achtertuin van de woning aan de [locatie] te Badhoevedorp mag alleen gebruik gemaakt worden indien:
a. tussen deze buitenspeelplaats en het aangrenzende perceel aan de Buys Ballotstraat een geluidscherm aanwezig is conform het geluidscherm dat is opgenomen in het bijgevoegde geluidsonderzoek;
b. tussen deze buitenspeelplaats en de percelen aan de Leibnizstraat een stenen muur van minimaal twee meter hoog aanwezig dient te zijn.
2. Dat op elk van de buitenspeelplaatsen (genummerd 1 en 2 op de inrichtingstekening) maar met een groep van maximaal vijftien kinderen tegelijkertijd buiten gespeeld mag worden.
3. [verzoeker] vreest overlast vanwege het kinderdagverblijf. Zijn verzoek strekt ertoe te voorkomen dat van de verleende vergunning gebruik wordt gemaakt, alvorens op het hoger beroep is beslist. De voorzitter acht spoedeisend belang aanwezig, nu het Kinderdagverblijf ter zitting te kennen heeft gegeven met de exploitatie van het kinderdagverblijf te willen starten in augustus of september 2013 en vooruitlopend daarop de noodzakelijke interne verbouwing te willen verrichten en klanten te werven.
4. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
5. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank alsnog een akoestisch onderzoek laten verrichten. De conclusie van dit onderzoek is dat, wanneer een geluidsscherm aanwezig is tussen de speelplaats en de tuin van de woning aan de [locatie] het bouwplan een aanvaardbaar woon- en leefmilieu in de naaste omgeving niet in de weg staat. Niet is aannemelijk gemaakt dat, wanneer aan alle in de besluiten van 25 januari 2011 en 20 juni 2012 gestelde voorwaarden zal zijn voldaan, uit een oogpunt van geluid in verband met het bouwplan geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat, gelet op de nabijgelegen A9, provinciale weg en gebiedsontsluitingsweg en de nabijheid van de luchthaven Schiphol, het perceel deel uitmaakt van een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering". Voorts komt betekenis toe aan het feit dat het bestemmingsplan ter plaatse onder meer de bouw van een school mogelijk maakt.
Tevens is op voorhand niet aannemelijk gemaakt dat in de directe omgeving van het kinderdagverblijf onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om aan de parkeerbehoefte van de ouders die kinderen brengen en halen te kunnen voldoen.
Gelet op het vorenstaande en mede in aanmerking genomen het belang van het kinderdagverblijf om op het voorgenomen tijdstip met de exploitatie te kunnen aanvangen, bestaat geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2013