201207709/1/R1.
Datum uitspraak: 30 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Nederweert,
verweerder.
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Ketelaarsweg ong. te Ospel" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2012, waar [appellant], bij monde van [appellant A], bijgestaan door mr. M. van Hoorne, werkzaam bij ARAG, en de raad, vertegenwoordigd door
M.H.M. Houtappels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde].
1.1. [appellant] heeft een aanvraag ingediend voor het vaststellen van een bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van een woning op het perceel, kadastraal bekend L 3297 (voorheen: L 1390) (hierna: het perceel). [appellant] woont thans in een agrarisch gebied en wil in de nabije toekomst in een gebied wonen waar alle voorzieningen dichtbij de woning aanwezig zijn. Het college van burgemeester en wethouders heeft hierop het ontwerpplan "Ketelaarsweg ong. te Ospel" ter inzage gelegd. Naar aanleiding van daarover naar voren gebrachte zienswijzen heeft de raad besloten het plan niet vast te stellen.
1.2. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte heeft besloten het plan niet vast te stellen. Volgens [appellant] mocht hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat het plan zou worden vastgesteld, omdat het gemeentebestuur hem schriftelijk heeft laten weten dat het in beginsel en onder voorwaarden bereid was medewerking te verlenen. Aan die voorwaarden wordt volgens [appellant] voldaan. Volgens [appellant] blijkt uit akoestisch onderzoek dat een woning niet de bedrijfsvoering van het tankstation aan de [locatie] zal beperken. Ook wijst hij erop dat de woning Ketelaarsweg 2 reeds dichterbij dit bedrijf staat. Dat deze woning een bedrijfswoning is doet daaraan volgens [appellant] niet af, omdat voor het beschermingsniveau moet worden uitgegaan van het feitelijke gebruik en niet van de planologische status. [appellant] voert verder aan dat een woning op het perceel in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
1.3. De raad heeft een zwaarder gewicht toegekend aan het belang van nabijgelegen bedrijven bij uitbreidingsmogelijkheden dan aan het belang van [appellant] bij een woning op het perceel. Daarbij acht de raad van belang dat in de gemeentelijke structuurvisie staat dat een passende ontwikkeling van een bestaand bedrijf altijd mogelijk moet zijn, terwijl de structuurvisie een lagere prioriteit toekent aan woningbouw. Volgens de raad zal een woning op het perceel de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf aan de [locatie] beperken. In het in opdracht van [appellant] uitgevoerde akoestische onderzoek is volgens de raad alleen rekening gehouden met de bestaande situatie op het tankstation en niet met andere bedrijven op het bedrijventerrein en toekomstige veranderingen in de bedrijfsvoering. Voorts vormen de dichterbij staande woningen volgens de raad geen belemmering voor de bedrijven, omdat deze woningen bedrijfswoningen zijn. Verder wijst de raad erop dat een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijven de verkoopbaarheid van bedrijfspercelen negatief zal beïnvloeden, terwijl de vastgoedmarkt thans in een crisis verkeert.
1.4. Het perceel ligt tegenover het bedrijventerrein "Ketelaarsweg". Het bedrijf aan de [locatie] ligt op het bedrijventerrein. Aan het bedrijventerrein is in het bestemmingsplan "Kern Ospel 2004" de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend. Het bedrijventerrein is niet gezoneerd als bedoeld in de Wet geluidhinder.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de voorschriften van dit plan zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven of inrichtingen, welke voorkomen in de categorieën 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 2 in de voorschriften is opgenomen alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen en voor een bestaande bedrijfswoning. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
Op het perceel [locatie] exploiteert [belanghebbende] een garage met tankstation. Dit bedrijf is een categorie 3-bedrijf, waarvoor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten een richtafstand van 50 m staat genoemd.
De afstand van het bouwvlak voor het perceel in het ontwerpplan tot het bedrijf aan de [locatie] is ongeveer 30 m.
Op het perceel Ketelaarsweg 2 staat een bedrijfswoning. Deze bedrijfswoning behoort tot het bedrijf aan de Ketelaarsweg 4. De afstand van deze bedrijfswoning tot het bedrijf aan de [locatie] is ongeveer 9 m.
1.5. Op 4 november 2011 heeft M&A Milieuadviesbureau het rapport "Akoestisch onderzoek Industrielawaai, Garage [belanghebbende], [locatie], Ospel" uitgebracht. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting als gevolg van het bedrijf aan de [locatie] op een woning op het perceel onderzocht. Daarbij is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie. Alleen de geluidbelasting als gevolg van personenauto's en vrachtwagens is onderzocht. Het akoestisch onderzoek concludeert dat uit akoestisch oogpunt een woning op het perceel het functioneren van het bedrijf op de [locatie] niet zal belemmeren.
1.6. In de "Structuurvisie Nederweert, Ruimtelijke ontwikkelingen in een plattelandsgemeente 2010-2020" staat dat een onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen die altijd moeten kunnen plaatsvinden, ontwikkelingen die de gemeente wil realiseren, ontwikkelingen die mogelijk zouden moeten kunnen zijn en ontwikkelingen die de gemeente wil voorkomen. Volgens de structuurvisie is een passende doorontwikkeling van een bestaand bedrijf een ontwikkeling die altijd mogelijk moet zijn. Een ontwikkeling die mogelijk zou moeten kunnen zijn is een woningbouwinitiatief dat bijdraagt aan de kwaliteiten van de kernen of het buitengebied van Nederweert.
1.7. De Afdeling overweegt dat een woning op het perceel niet zou voldoen aan de richtafstand van 50 m die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staat genoemd voor het soort bedrijf dat aan [locatie] is gevestigd. Voorts is ter zitting vastgesteld dat een woning op het perceel dichterbij dit bedrijf zou komen te staan dan bestaande woningen die buiten het bedrijventerrein staan. Gelet hierop is aannemelijk gemaakt dat een woning op het perceel de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf aan de [locatie] zou beperken. Voor zover [appellant] aanvoert dat in het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat uit akoestisch oogpunt een woning op het perceel dit bedrijf niet zal belemmeren, overweegt de Afdeling dat daarin geen rekening is gehouden met toekomstige veranderingen in de bedrijfsvoering van dit bedrijf, zoals een uitbreiding van het tankstation of een ander gebruik van het bedrijfsgebouw aan de zuidoostzijde. De omstandigheid dat de bedrijfswoning op het perceel Ketelaarsweg 2 dichterbij dit bedrijf staat leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar wordt deze woning in het kader van de milieuregelgeving ook beschermd tegen geluidoverlast als gevolg van een inrichting waartoe deze niet behoort, maar de woning staat op een niet-gezoneerd bedrijventerrein. Aan woningen op een niet-gezoneerd bedrijventerrein komt in het kader van de milieuregelgeving op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en volgens de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening minder bescherming toe dan aan woningen buiten een niet-gezoneerd bedrijventerrein.
Mede gelet op de omstandigheid dat volgens de structuurvisie een passende uitbreiding van een bestaand bedrijf altijd mogelijk moet zijn, heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het behoud van de uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf aan de [locatie] dan aan de wens van [appellant] in een gebied te wonen waar alle voorzieningen dichtbij de woning aanwezig zijn. Daarbij heeft de raad in redelijkheid in aanmerking kunnen nemen dat niet valt uit te sluiten dat een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van dit bedrijf een negatieve invloed zal hebben op de verkoopbaarheid van het bedrijfsperceel, terwijl de vastgoedmarkt thans in een crisis verkeert. Voor zover [appellant] naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van 18 september 2008 verwijst, wordt overwogen dat deze brief alleen ziet op het in beginsel verlenen van medewerking door het college. Het college heeft deze medewerking verleend door het ontwerpplan ter inzage te leggen. Aan deze brief kon niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat het plan zou worden vastgesteld als aan de voorwaarden in deze brief was voldaan. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust immers niet bij het college, maar bij de raad. [appellant] diende er rekening mee te houden dat de raad, naar aanleiding van zienswijzen van derden, een andere afweging zou kunnen maken dan het college.
2. Gelet op het voorgaande heeft de raad reeds hierom in redelijkheid kunnen besluiten het plan niet vast te stellen. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van [appellant] geen bespreking.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bosnjakovic
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2013